ECLI:NL:RBZWB:2024:2207

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
RK 23-018800
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand op grond van artikel 530 Sv

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een verzoek tot toekenning van een vergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B.J. de Pree, had een verzoek ingediend voor een vergoeding van kosten van rechtsbijstand en andere kosten, in totaal € 6.301,77. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek te behandelen. De officier van justitie, mr. J.A. Castelijn, was aanwezig bij de behandeling van het verzoek, terwijl de verzoeker en zijn advocaat niet verschenen.

De rechtbank heeft de onderbouwing van de kosten van rechtsbijstand als voldoende beoordeeld en heeft besloten het verzoek tot vergoeding toe te wijzen. De rechtbank heeft € 5.961,77 aan kosten van rechtsbijstand en € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift toegewezen, wat resulteert in een totaalbedrag van € 6.301,77. Dit bedrag zal worden overgemaakt op de rekening van De Pree Advocatuur. De beslissing is genomen door rechter mr. E.B. Prenger en griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op 2 april 2024. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-176423-23
raadkamernummer : 23-018800
datum : 20 maart 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1950 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [woonadres] ,
mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 5.961,77, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 17 juli 2023;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank heeft aan de officier van justitie en de advocaat van verzoeker laten weten dat de behandeling van het verzoekschrift - wegens het standpunt van het Openbaar Ministerie dat de gevraagde vergoeding geheel toewijsbaar is - in aanmerking komt voor een pro-formabehandeling op BRK-zitting van 20 maart 2024. De officier van justitie en de advocaat hebben ermee ingestemd dat het verzoek pro-forma wordt behandeld. De advocaat van verzoeker heeft daarbij aangegeven dat hij en verzoeker niet zullen verschijnen.
De rechtbank heeft het verzoekschrift op 20 maart 2024 in openbare raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie mr. J.A. Castelijn is verschenen. Verzoeker en de advocaat zijn hierbij niet verschenen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 6.301,77is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal voornoemd bedrag dan ook toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 6.301,77, bestaande uit:
- € 5.961,77 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 6.301,77zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name De Pree Advocatuur, onder vermelding van “ [dossiernummer] /OM 530 Sv”.
Deze beslissing is op 2 april 2024 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).