ECLI:NL:RBZWB:2024:2212

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
02/013163-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid softdrugs in samenwerking met een medeverdachte

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn vader bijna 80 kilo softdrugs voorhanden had voor de coffeeshop waar hij werkte. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 maart 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs en het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 augustus 2022 opzettelijk softdrugs aanwezig had, in nauwe samenwerking met zijn vader. De rechtbank achtte het bewijs overtuigend, onder andere door WhatsApp-berichten die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel aantoonden. De verdachte werd vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid daarbij. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, samen met een taakstraf van 180 uur, met aftrek van het voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/013163-23
vonnis van de meervoudige kamer van 5 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. Y.H.M. van Mierlo, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 maart 2024. Op de zitting hebben de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 18 augustus 2022:
feit 1samen met anderen softdrugs aanwezig heeft gehad;
feit 2samen met anderen softdrugs heeft bewerkt dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 3een op een echt vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht voor feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 augustus 2022 de softdrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad en dat dit feit in vereniging is gepleegd met [medeverdachte 1] : zijn vader. Zij verzoekt verdachte vrij te spreken van feit 2, omdat bij het opzettelijk aanwezig hebben van de softdrugs sprake is van samenloop met feit 1 en voor het bereiden/bewerken/verwerken geen periode is ten laste gelegd. Ook moet verdachte worden vrijgesproken van feit 3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor feit 1, omdat verdachte niet precies wist wat zijn vader in de schuur deed en op 18 augustus 2022 voor het eerst in de schuur was. Verdachte beschikte niet over een sleutel van deze schuur. Hij had dan ook geen wetenschap van en beschikkingsmacht over de softdrugs. Ook was er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met zijn vader. Ook voor de feiten 2 en 3 bepleit de verdediging vrijspraak, waarvoor ze zich aansluit bij het standpunt van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1: (medeplegen) opzettelijk aanwezig hebben softdrugs
Feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de politie op 18 augustus 2022 een grote hoeveelheid softdrugs heeft gevonden in een schuurtje op het perceel van de vader van verdachte aan de [adres] in [plaats] . Nader onderzoek door de politie heeft uitgewezen dat in de schuur (onder meer) werd aangetroffen:
- ongeveer 25,3 kilogram hasjiesj;
- ongeveer 34,1 kilogram hennep;
- ongeveer 17,793 kilogram hennepgruis;
- 5943 stuks voorgedraaide joints.
De rechtbank overweegt dat volgens openbare informatie van het Trimbos Instituut een joint gemiddeld 0,3 gram hennep bevat. Dit maakt dat de totale hoeveelheid hennep in de joints ongeveer 1782,9 gram bedraagt (5943 x 0,3 gram), zoals is ten laste gelegd.
De rechtbank stelt verder vast dat het schuurtje in eerste instantie was afgesloten. Nadat de politie tegen de vrouw van de vader van verdachte had gezegd dat ze het open zouden gaan breken, kwamen verdachte en zijn vader uit het schuurtje en kon de politie alsnog naar binnen.
Opzettelijk aanwezig hebben softdrugs?Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen softdrugs moet kunnen worden vastgesteld dat de softdrugs zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en hij daarvan ook wetenschap had. Hieronder is ook te begrijpen de situatie waarin verdachte de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van die softdrugs bewust heeft aanvaard.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de coffeeshop “ [naam coffeeshop] ” zijn werkgever is en dat hij weet dat zijn vader voor deze coffeeshop in zijn schuur softdrugs inpakte en productiewerk deed. Uit de WhatsApp-berichten tussen verdachte en zijn vader blijkt inderdaad dat verdachte hiervan op de hoogte was, maar ook dat hij zich hier zelf actief mee bezig hield. Zo hield verdachte de stand van zaken van het inpakken en wegbrengen van de drugs nauwlettend in de gaten en vroeg hij meermalen aan zijn vader of hij op schema liep met het inpakken van de drugs. Ook liet verdachte in een bericht weten dat hij zijn vader de volgende ochtend kon komen helpen, nadat zijn vader vroeg om hulp vanwege de vele bestellingen. Dat deze WhatsApp-berichten dateren van juli 2022 en dus van voor de tenlastegelegde datum doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat de softdrugs op verschillende zichtbare en toegankelijke plekken in de schuur lagen. Op de foto’s op pagina 99 tot en met 112 en 114 tot en met 116 van het eindproces-verbaal neemt de rechtbank waar dat de schuur is ingericht als bewerkings/verpakkingslocatie voor een coffeeshop. Ook verdachte had toegang tot deze schuur. Hij had toegang tot de schuur via zijn vader, zoals op 18 augustus 2022 toen de politie ter plaatse kwam en zij beiden in de schuur aanwezig waren. Uit de WhatsApp-berichten blijkt dat verdachte daarnaast toegang tot de schuur had via zijn stiefmoeder: [medeverdachte 2] . Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte niet alleen wist van de aanwezigheid van de softdrugs in de schuur op 18 augustus 2022, maar ook dat hij daarover de beschikkingsmacht heeft gehad.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn vader. Zoals eerder overwogen werkte verdachte bij de coffeeshop en had zijn vader in de schuur een grote hoeveelheid softdrugs in opslag voor deze coffeeshop. Zowel verdachte als zijn vader hadden toegang tot de schuur en waren daar ook allebei aanwezig op 18 augustus 2022. Daarnaast blijkt uit de WhatsApp-berichten in het dossier dat er intensief contact was tussen verdachte en zijn vader over het bewerken, verpakken, ophalen en wegbrengen van de softdrugs.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander de onder feit 1 genoemde softdrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad, zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
Feit 2: medeplegen handel in dan wel opzettelijk aanwezig hebben softdrugs
Gelet op de inhoud van het procesdossier is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 18 augustus 2022 in vereniging de softdrugs heeft bereid, bewerkt of verwerkt. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van de softdrugs constateert de rechtbank dat dit reeds is ten laste gelegd en bewezenverklaard onder feit 1. Verdachte zal dan ook integraal worden vrijgesproken van feit 2.
Feit 3: voorhanden hebben van op vuurwapen gelijkend voorwerp
Het op een vuurwapen gelijkend voorwerp is op 18 augustus 2022 aangetroffen in de schuur die hoort bij de woning van de vader van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij niets wist van het wapen in de schuur en het wapen ook niet heeft zien staan. Het dossier bevat voor het wapen onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over het wapen. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 18 augustus 2022 te [plaats] , gemeente Drimmelen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 25,3 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en
- ongeveer 34,1 kilogram hennep en
- ongeveer 17,793 kilogram hennepgruis en
- ongeveer 1782,9 gram hennep in gedraaide joints,
zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen maanden met aftrek van het voorarrest. Zij houdt hierbij rekening met de zeer grote hoeveelheid aangetroffen softdrugs en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit om bij een bewezenverklaring aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf op te leggen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou onmiskenbaar nadelige gevolgen hebben voor het gezin en het werk van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 18 augustus 2022 samen met zijn vader bijna 80 kilo softdrugs voorhanden gehad voor de coffeeshop waar verdachte op dat moment werkte. Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is bij die hoeveelheid een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vele maanden uitgangspunt.
Gelet op de bewezenverklaring moet de rechtbank constateren dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn strafbaar handelen. Hij is niet op zitting verschenen en heeft bij de politie verklaard niet te hebben geweten van de softdrugs in de schuur. Aan de andere kant is dit de eerste keer dat verdachte, een jonge vader, met justitie in aanraking is gekomen. Mede gelet op het tijdsverloop vindt de rechtbank het daarom niet wenselijk dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het leven van verdachte en zijn gezin doorkruist. Alles afwegend, acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden met daarnaast een taakstraf van 180 uur met aftrek van het voorarrest.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 en 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen en in vereniging gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. D.S.G. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 april 2024.
Mr. Schnitzler-Strijbos en mr. Froger-Zeeuwen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.