In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd voor de duur van een jaar, tot 4 maart 2025, en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma aan vaderszijde eveneens verlengd voor dezelfde periode. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich openstelt voor hulp en positieve ontwikkelingen vertoont, ondanks de bezwaren van de moeder. De moeder heeft aangegeven dat er te weinig contact is geweest met de jeugdbeschermer en heeft bezwaren geuit tegen de huidige woonsituatie van de minderjarige. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de huidige situatie bij de oma als 'goed genoeg' kan worden gekwalificeerd en dat de minderjarige in zijn ontwikkeling gebaat is bij continuïteit. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI de voortgang van de hulpverlening moet blijven monitoren en dat er gewerkt moet worden aan contactherstel tussen de minderjarige en de moeder.