ECLI:NL:RBZWB:2024:2257

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/419375 / FA RK 24/811
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 23 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1999. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die oorspronkelijk was opgelegd op 21 februari 2024. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat en verschillende medische professionals aanwezig waren. De betrokkene had eerder risicovolle gedragingen vertoond na een auto-ongeval, wat leidde tot haar opname in een accommodatie voor geestelijke gezondheidszorg. Tijdens de behandeling werd vastgesteld dat de betrokkene mogelijk lijdt aan een psychische stoornis, waaronder neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en impulsbeheersingsproblemen. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel te voorkomen, en verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel tot en met 15 maart 2024. De rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief was. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M. van Dun en is op 28 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419375 / FA RK 24/811
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 23 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie [ziekenuis] , [adres] .
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 22 februari 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 21 februari 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg tot het nemen van de crisismaatregel van 21 februari 2024;
- de medische verklaring van 21 februari 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie en een politiemutatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , psychiater;
- de heer [naam 2] , revalidatie-arts;
- mevrouw [naam 3] , physician assistant.
Verder was aanwezig, maar is niet gehoord:
- [naam 4] , verpleegkundige.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat de huidige crisisopname het gevolg is van een auto-ongeval en daaropvolgende risicovolle gedragingen van haar in de thuissituatie, die zij achteraf betreurt. Er speelden voorafgaand aan het ongeval overigens al problemen tussen haar en haar moeder. Zij begrijpt dat zij vanwege de toestand waarin zij is geraakt gevaarlijk en overlast gevend gedrag voor zichzelf en voor anderen heeft vertoond. Gevoelsmatig is zij nu rustig. Zij wil daarom zo snel mogelijk haar leven weer oppakken, onder meer door te gaan werken en een cursus te gaan volgen. Wel heeft zij bemerkt dat zij sinds het ongeval last heeft van woede-uitbarstingen, die ze eerder niet had. Zij wil dat de oorzaak daarvan nader wordt onderzocht. Indien zij daarvoor nog enige tijd opgenomen zou moeten blijven is zij bereid daaraan vrijwillig mee te werken.
3.2
De revalidatie arts licht toe dat op basis van de resultaten van hersenscans en de bevindingen van de neuroloog uit gesprekken met betrokkene is vastgesteld dat betrokkene hersenschade heeft opgelopen. Of daaraan de verwardheid en ook de meer recente overlast gevende gedragingen (bijvoorbeeld: het wegnemen van spullen in de kantine, het ongevraagd binnenlopen van kamers van medepatiënten, het deels tonen van haar ontblote lichaam en het bij de [school] hinderlijk lastig vallen van een vrouw en haar 10 jarig kind) die betrokkene heeft laten zien volledig kunnen worden toegeschreven, valt echter volgens de arts (nog) niet met zekerheid aan te geven. Daarom en ook al is betrokkene
voor wat betreft het revalidatietraject uitbehandeld, heeft zij in zijn visie nog zorg en behandeling nodig; met name ook omdat het in zijn visie (nog) zeer de vraag is of een terugkeer van betrokkene in dit stadium naar huis voldoende veilig en verantwoord is. Daarbij speelt mede een rol dat er voorafgaand aan de crisissituatie problemen waren tussen betrokkene en haar moeder en bovendien uit een multidisciplinair overleg en uit informatie van de huisarts is gebleken dat betrokkene niet langer functioneert op het oorspronkelijke niveau van haar afgeronde HAVO opleiding. Bovendien toont betrokkene verhoogde prikkelgevoeligheid naarmate er van haar meer wordt gevraagd. Op de vraag van de advocaat van betrokkene of er een verband bestaat tussen de diabetes aandoening van betrokkene en de vastgestelde hersenschade, of dat mogelijk sprake is geweest van een delier antwoordt hij dat bekend is dat diabetes met name bij ouderen tot hersenschade kan leiden, maar op basis van de beschikbare onderzoekgegevens niet kon/kan worden vastgesteld dat sprake is van een direct verband tussen de diabetes en de hersenschade van betrokkene. Betrokkene, zo zegt de arts tot slot, laat zien dat zij van goede wil is, maar haar huidige toestandsbeeld maakt dat er niet op kan worden vertrouwd dat zij aan de zorg die zij nog nodig heeft consequent in een vrijwillig kader zal (blijven) meewerken. Het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel wordt door hem dan ook ondersteund.
3.3
De psychiater sluit zich aan bij hetgeen de revalidatiearts heeft gezegd. Aanvullend merkt zij op dat de thans beschikbare gegevens haar ervan overtuigen dat er sprake is van een psychische stoornis, zoals in de medische verklaring omschreven, waarbij een stoornis als gevolg van niet aangeboren hersenletsel op dit moment op de voorgrond staat. Betrokkene kampt daardoor op dit moment in belangrijke mate met impulscontrole problematiek, wat maakt dat het haar niet lukt afspraken over wat zij wel en niet mag doen daadwerkelijk consequent weet na te leven. Zij acht een voortzetting van de crisisopname dan ook nodig, opdat betrokkene verder zal kunnen stabiliseren en er nader diagnostisch onderzoek zal kunnen worden verricht. Tenslotte merkt ze nog op dat de zorg dan in eerste instantie in het ETZ wordt gegeven, maar dat er overleg plaatsvindt of de nog noodzakelijke zorg aansluitend door [geestelijke gezondheidszorg] kan/zal worden verleend.
3.4
De physician-assistant sluit zich aan bij de door de revalidatie-arts en de psychiater gegeven toelichting. Aanvullend merkt zij nog op dat vanwege de gedragsproblematiek en de problemen in de thuissituatie voor betrokkene ambulante zorg en hulpverlening was ingezet, maar betrokkene aangaf daar geen behoefte aan te hebben en daar door haar dus onvol-doende gebruik van is gemaakt.
3.5
Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling op verzoek van de advocaat van betrokkene, wordt door hem aangevoerd dat betrokkene in het gesprek met hem duidelijk heeft gemaakt dat zij haar gedragingen, die uiteindelijk tot de crisismaatregel hebben geleid achteraf betreurt. Verder heeft hij uit de mondelinge behandeling begrepen dat voortzetting van de crisismaatregel deels in het huidige ziekenhuis en aansluitend via [geestelijke gezondheidszorg] voor betrokkene noodzakelijk wordt geacht om ervoor te zorgen dat zij verder kan stabiliseren en er nader diagnostisch onderzoek zal kunnen plaats vinden. Uit het gesprek met zijn cliënt heeft hij kunnen opmaken dat zij bereid is daaraan ook in een vrijwillig kader te blijven meewerken. Onder verwijzing naar al deze factoren wenst hij zich over het voorliggend verzoek te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken, waaronder de medische verklaring, en de tijdens de mondelinge behandeling door respectievelijk de revalidatiearts en psychiater gegeven toelichtingen is genoegzaam gebleken dat het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, neurocognitieve stoornissen (o.a. dementie en delier) en mogelijke NAH-problematiek, die leidt tot decorum-verlies en geheugenproblemen. Om daarover een completer c.q. definitief beeld te krijgen is nader diagnostisch onderzoek noodzakelijk.
4.2
Tevens is uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling genoegzaam gebleken dat het gedrag van betrokkene als gevolg van haar vermoedelijke stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige immateriële schade, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis(sen). De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden, te weten:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Gebleken is dat voor andere in het verzoekschrift gevraagde vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat die andere vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
4.4
Betrokkene verzet zich tegen de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat betrokkene bij de mondelinge behandeling wel zei dat zij vrijwillig aan noodzakelijk geachte behandeling en onderzoek wil meewerken, maar dat daartegenover door de psychiater en de revalidatie-arts voldoende is toegelicht dat zij gelet op het toestandsbeeld van betrokkene betwijfelen of er sprake is van een zodanig consistente bereidheid dat betrokkene daadwerkelijk aan nog noodzakelijk geachte zorg vrijwillig zal (blijven) meewerken.
4.5
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.7
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, voor de verzochte duur.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats];
5.2
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.3 kunnen worden getroffen;
5.3
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 maart 2024;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Dun, rechter en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 28 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.