Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- de advocaat van cliënt;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 23 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1948. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft momenteel in een zorgaccommodatie en heeft neurocognitieve stoornissen, vermoedelijk fronto-temporale dementie. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 februari 2024 was de cliënt niet aanspreekbaar, wat leidde tot de beslissing om de behandeling buiten zijn aanwezigheid voort te zetten.
De behandelend arts heeft verklaard dat de cliënt 24-uurs zorg en begeleiding nodig heeft, die niet in de thuissituatie kan worden geboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt leidt tot ernstig nadeel en dat opname noodzakelijk is om dit te voorkomen. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke criteria voor de machtiging is voldaan. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 23 augustus 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van Dun en is op 6 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt.