Op 20 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de spoeduithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling (GI), de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam. De moeder van [minderjarige], die belast is met het ouderlijk gezag, is als belanghebbende aangemerkt. De mondelinge behandeling vond plaats met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat mr. P. Doorakkers, en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen rondom de opvoedsituatie van [minderjarige] in het gezin van de moeder in overweging genomen. Er zijn ernstige zorgen geuit over de psychische problematiek van de moeder, die onder andere te maken heeft met verslavingsproblematiek en een onveilige thuissituatie. De moeder heeft aangegeven dat zij inziet dat de uithuisplaatsing in het belang van [minderjarige] is, maar blijft van mening dat de situatie anders had gekund. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] zijn toegenomen en dat de moeder onvoldoende beschikbaar is als opvoeder.
De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor een periode van vier maanden, tot 27 juni 2024. De beslissing op het resterende verzoek is aangehouden in afwachting van een verslag van de GI over de voortgang van de hulpverlening aan de moeder. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.