ECLI:NL:RBZWB:2024:2270

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/419690 / FA RK 24/967
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedag] 1994. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) vanwege de psychische toestand van betrokkene, die lijdt aan een schizofreniespectrum- en autisme spectrumstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene, die momenteel verblijft in een GGZ-instelling, niet vrijwillig meewerkt aan de noodzakelijke zorg en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende zorgverleners gehoord, die de noodzaak van verplichte zorg onderbouwden. Betrokkene betwistte de diagnose en de noodzaak van de zorg, maar de rechtbank oordeelde dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel voor zichzelf en anderen. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het insluiten van betrokkene. De beschikking is mondeling gegeven door rechter J. Smits en is op 25 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419690 / FA RK 24/967
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 12 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , GGZ WNB, [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M. Timmermans-Roelands te Bergen op Zoom.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 27 februari 2024;
- de medische verklaring van 23 februari 2024;
- een zorgplan van 23 februari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , arts in opleiding tot specialist;
- de heer [naam 2] , waarnemend psychiater;
- verpleegkundige [naam 3] .
Tevens was aanwezig, maar is niet gehoord:
- mevrouw [naam 4] , co-assistent.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat een meisje van vroeger met hem verbinding heeft gemaakt en dat vervolgens een andere jongen in die verbinding is gekomen. Verder benadrukt hij dat hij geen psychotische stoornis heeft en dat, sinds de Ggz zorgverlening toen hij nog thuis woonde betrokken is geraakt, het slechter met hem is gegaan. Ook wordt hij door de Ggz zorgverlening vijandig benaderd en heeft de Ggz ervoor gezorgd dat hij uiteindelijk dakloos is geworden. De Ggz is dus verantwoordelijk voor al zijn problemen. Daarom zal hij nooit verplichte zorg accepteren.
3.2
De arts in opleiding tot specialist brengt naar voren dat bij betrokkene een schizofreniespectrum- en autisme spectrumstoornis op de voorgrond staat. Betrokkene verkeerde voorafgaand aan de crisisopname in een situatie van psychotische ontregeling. Betrokkene accepteerde geen medicatie meer wat tevens een ongunstige invloed had op het contact van hem met de ambulante zorgverlening. Dit leidde tot veel zorgen rondom betrokkene bij de ambulante zorgverlening en bij familie en buren. Sinds betrokkene klinisch is opgenomen en er medicatie onder dwang wordt toegediend wordt er voorzichtig enige verbetering van zijn toestand gezien. Er heeft tussentijds een wijziging van de medicatie plaats gevonden. De ervaring heeft geleerd dat telkens wanneer betrokkene eigener beweging stopt met medicatiegebruik hij een terugval kent en hij opnieuw ontregeld raakt. Er is dan sprake van gedrag waardoor ernstig nadeel wordt veroorzaakt in de vorm van agressie naar personen en spullen en gerichte doodsbedreigingen naar personen. Dit gedrag heeft betrokkene eerder naar het ambulante zorgteam en ook gedurende de klinische opname naar zorgpersoneel laten zien. Ook heeft dit gedrag tot een aan hem opgelegd gebiedsverbod in Roosendaal geleid. Er is op dit moment geen sprake van middelengebruik. Een zorgmachtiging acht zij noodzakelijk om betrokkene optimaal op medicatie te kunnen instellen en ervoor te zorgen dat hij op verantwoorde wijze met ambulante nazorg naar huis kan terugkeren. Als de op dit moment noodzakelijke zorgvormen benoemt zij het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, het beperken van de bewegings-vrijheid, opname in een accommodatie, insluiten, het uitoefenen van toezicht, onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
3.3
De waarnemend psychiater sluit zich aan bij hetgeen door de arts in opleiding tot specialist naar voren is gebracht. Aanvullend merkt hij op dat, rekening houdend met de actuele beleidsmatige aanpak, ervan dient te worden uitgegaan dat zeker een periode van circa zes weken nodig is om betrokkene optimaal op medicatie te kunnen instellen. Hoewel zulks op dit moment haalbaar lijkt blijft dat de resultaten van de klinische zorg en behandeling bepalend zijn om te kunnen vaststellen wanneer betrokkene voldoende veilig en verantwoord naar huis zal kunnen terugkeren. Hierbij dient tevens te worden aangetekend dat betrokkene de medicatie thans weigert. Ook dienen daarbij andere factoren, waaronder het nog geldende gebiedsverbod, te worden meegewogen.
3.4
De verpleegkundige benadrukt meer specifiek de noodzaak van het verplicht kunnen toepassen van medische controles, nu betrokkene heeft laten blijken niet aan ECG onderzoek te willen meewerken.
3.5
De advocaat van betrokkene voert aan dat betrokkene vindt dat er bij hem van een psychische stoornis geen sprake is. Ook herkent betrokkene zich niet in hetgeen in de stukken, waaronder de overgelegde politie mutaties, is gesteld met betrekking tot enig risico op ernstig nadeel. Namens betrokkene stelt zij zich daarom primair op het standpunt dat het voorliggend verzoek dient te worden afgewezen.
In het geval dat de rechtbank anders mocht oordelen luidt haar subsidiaire standpunt dat in geval van toewijzing van het verzoek zij zich ten aanzien van het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten - nadrukkelijk met uitzondering van het gebruik van communicatiemiddelen - wenst te refereren aan het oordeel van de rechtbank. Voor het toepassen van insluiten en het uitoefenen van toezicht als verplichte zorgvormen lijkt op dit moment de noodzaak niet aanwezig, niettemin wenst zij zich ten aanzien daarvan ook te refereren. Dit geldt evenzeer voor wat betreft onderzoek aan kleding of lichaam en onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen. Verder concludeert zij tot afwijzing van het controleren op de aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen als verplichte zorgvorm, nu de noodzaak daarvan niet is gebleken. Ten slotte verzoekt zij het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie als verplichte zorgvormen in duur te beperken tot een periode van telkens maximaal zes weken voor het instellen op medicatie. Zij licht toe dat bij beschikking van 8 mei 2023 een zorgmachtiging is verleend voor toediening van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten en dat die beslissing vervolgens bij beschikking van 20 juni 2023 aldus is gewijzigd, dat daarnaast als verplichte zorgvormen kunnen worden toegepast het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie, voor de duur van de lopende zorgmachtiging, zij het dat ook toen is bepaald dat die twee verplichte zorgvormen telkens beperkt, te weten met een maximum van vier weken en voor het instellen op medicatie, kunnen worden toegepast.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen. De omstandigheid dat betrokkene zijn stoornis betwist geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de in de medische verklaring gestelde diagnose.
4.2
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
4.3
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene geeft aan dat er bij hem geen sprake is van een psychische stoornis. Hij houdt de Ggz zorgverlener volledig verantwoordelijk voor de toestand die tot de (voortgezette) crisisopname en het opvolgend verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging heeft geleid. Daarvan uitgaande dient de rechtbank het ervoor te houden dat betrokkene de intrinsieke motivatie mist om aan de noodzakelijk geachte zorg ter afwending van het hiervóór beschreven ernstig nadeel in een vrijwillig kader mee te werken. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, daaronder in dit geval te verstaan dat betrokkene periodiek contact moet blijven houden met het ambulant behandelteam; de frequentie van dat contact zal door het ambulant behandelteam op geleide van het toestandsbeeld worden bepaald;
- opnemen in een accommodatie.
Het verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen voor zover dit ziet op afgifte van een machtiging voor de overige verzochte zorgvormen, nu voor het afgeven van een machtiging voor die zorgvormen in zoverre geen noodzaak bestaat.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Naar het oordeel van de rechtbank biedt hetgeen door de arts in opleiding tot specialist en de waarnemend psychiater naar voren is gebracht over de te verwachten klinische opnameduur om betrokkene optimaal op medicatie te kunnen instellen en hem op verantwoorde wijze met ambulante nazorg naar huis te laten terugkeren op dit moment onvoldoende zekerheid en daarmee houvast voor het op dit moment beperken qua duur van de aldus toegewezen verplichte zorgvormen. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 september 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Smits, rechter en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 25 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.