ECLI:NL:RBZWB:2024:2272

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/419633 / FA RK 24/936
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1999. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die oorspronkelijk op 28 februari 2024 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2024 waren de betrokkene, haar advocaat, een arts, een co-assistent, en haar moeder aanwezig. De betrokkene gaf aan per direct met ontslag te willen en dat haar suïcidale gedachten grotendeels waren verdwenen. De behandelend arts uitte echter twijfels over haar toestand en benadrukte dat er nog geen medicatie was voorgeschreven, omdat er observatieonderzoek gaande was. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat de voorgestelde zorg noodzakelijk was om dit nadeel af te wenden. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, met de maatregelen zoals genoemd in de beschikking, en wees het meer of anders verzochte af. De machtiging geldt tot en met 25 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419633 / FA RK 24/936
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 4 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
thans verblijvende in de [accommodatie], ETZ, [locatie],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 februari 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 28 februari 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Goirle tot het nemen van de crisismaatregel van 28 februari 2024;
- de medische verklaring van 28 februari 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [naam 1], arts;
- mevrouw [naam 2], co-assistent;
- de moeder van betrokkene.
Verder was aanwezig, maar is niet gehoord:
- mevrouw [naam 3], student verpleegkundige.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.
2. Verzoek
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege
die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt tijdens de mondelinge behandeling herhaaldelijk op dat zij per direct met ontslag wil en dat zij naar huis wil terugkeren om haar leven weer op te kunnen pakken. Zij ziet daarvoor geen beletselen, nu bij haar de gedachten aan het plegen van suïcide grotendeels zijn verdwenen. Zij denkt wel dat, als zij weer thuis is, zij nog zorg nodig zal hebben. Zij is bereid daaraan mee te werken en zij belooft in dat geval dat de eerdere crisissituatie zich niet zal herhalen.
3.2
De behandelend arts brengt naar voren dat betrokkene in een gesprek met hem hedenochtend heeft aangegeven dat het intussen veel beter met haar gaat en dat de suïcidale gedachten bij haar op de achtergrond zijn geraakt. Ook is met haar gesproken over de mogelijkheid tot het bieden van zorg in ambulante vorm, zodra dit voldoende veilig en verantwoord wordt geacht. Betrokkene gaf daarop echter duidelijk aan dat zij in elk geval niet langer opgenomen wil zijn. Van betrokkene is de indruk ontstaan dat zij zich beter voordoet dan zij zich in werkelijkheid voelt. Daarbij speelt mede een rol dat zij op 3 maart 2024 nog tijdens een gesprek met haar moeder heeft aangegeven haar leven te willen beëindigen. Aan betrokkene is nog geen medicatie voorgeschreven, nu er op dit moment nog observatie onderzoek wordt verricht naar haar onderliggende problematiek om vast te stellen wat zij nodig heeft. Een voortzetting van de crisismaatregel acht hij daarom op dit moment nog noodzakelijk. Wel blijft als uitgangspunt gelden dat, zodra dit mogelijk en voldoende verantwoord wordt geacht, de verplichte klinische opname zal eindigen en betrokkene thuis in ambulante vorm verder zal kunnen worden behandeld. Het voorliggende verzoek en de daarin genoemde zorgvormen wordt daarom door hem ondersteund, zij het dat hij op dit moment geen noodzaak ziet voor het verplicht toedienen van vocht en voeding, het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor insluiten en voor onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen.
3.3
De co-assistent sluit zich aan bij hetgeen door de behandelend arts naar voren is gebracht.
3.4
De moeder van betrokkene geeft aan dat eerder gemaakte afspraken met de crisisdienst en daarop door haar als ouder uitgevoerde controles niet hebben kunnen verhinderen dat haar dochter tot gevaarlijke acties is overgegaan die vervolgens tot de crisissituatie hebben geleid. Naast dat zij zich vanuit haar positie als de enige verzorgende en verantwoordelijke ouder onder grote emotionele druk geplaatst weet maakt zij zich nog steeds grote zorgen om haar dochter.
3.5
De advocaat van betrokkene voert aan dat hem uit het voorgesprek met zijn cliënt en uit de mondelinge behandeling is gebleken dat zij duidelijk is in haar standpunt: zij wil per direct met ontslag om naar huis te kunnen gaan. Namens betrokkene verzoekt hij daarom primair het voorliggende verzoek af te wijzen. In het geval dat de rechtbank anders mocht oordelen wenst hij zich - bij wijze van subsidiair standpunt - op basis van de voorliggende stukken ten aanzien van het vermoeden van een bij betrokkene aanwezige psychische stoornis en het daarin beschreven onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te refereren aan het oordeel van de rechtbank. Hij ziet op dit moment geen minder bezwarende alternatieven ter afwending van het ernstig nadeel die hetzelfde beoogde effect hebben. Gelet daarop wenst hij zich ook ten aanzien daarvan en voor wat betreft de noodzakelijk geachte zorgvormen, zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken, te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

4.Beoordeling

4.1
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
depressieve-stemmingsstoornissen, overige DSM-5 stoornissen.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar. De enkele, niet nader gemotiveerde ontkenning van betrokkene dat thans nog van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel sprake is geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan hetgeen daarover in de medische verklaring is opgenomen en daaromtrent door haar behandelaar mondeling naar voren is gebracht.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Betrokkene heeft in de periode voorafgaand aan de crisisopname meermalen - te weten thuis en in een onbewaakt ogenblik buitenshuis - geprobeerd zichzelf van het leven te beroven. Betrokkene geeft aan dat sinds de crisisopname de suïcidale gedachten bij haar grotendeels zijn verdwenen en dat zij er klaar voor is om thuis haar leven weer op te pakken. De behandelend arts heeft daarover serieuze twijfels uitgesproken. Meer specifiek heeft hij erop gewezen dat betrokkene ook tijdens de crisisopname recent nog heeft uitgesproken een einde aan haar leven te willen maken. Ook speelt een rol dat aan betrokkene nog geen medicatie kon worden voorgeschreven, nu er nog observatieonderzoek naar haar onderliggende problematiek wordt verricht.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden, te weten:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- opnemen in een accommodatie.
Het verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen voor zover dat ziet op de overige verzochte zorgvormen, nu voor het afgeven van een machtiging in zoverre geen noodzaak bestaat.
4.4
Betrokkene verzet zich tegen de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg. Uit het door haar naar voren gebrachte standpunt blijkt van bij haar onvoldoende aanwezige intrinsieke bereidheid om in een vrijwillig kader aan de voor haar nog noodzakelijk geachte klinische behandeling consequent mee te werken.
4.5
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.7
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, voor de verzochte duur.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.3 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 maart 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr Pellikaan, rechter en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 13
maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.