ECLI:NL:RBZWB:2024:2278

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/419640 / FA RK 24/939
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. Deze maatregel was eerder opgelegd op 28 februari 2024 en betreft een verzoek van de officier van justitie om deze te verlengen op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in 1992, verblijft momenteel in een accommodatie en ontvangt verplichte zorg, waaronder medicatietoediening. Tijdens de mondelinge behandeling werd betrokkene gehoord, bijgestaan door haar advocaat, en een verpleegkundig specialist. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan psychische stoornissen, waaronder autisme en ADHD, en dat er een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, zoals levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. Ondanks enige verbetering in de toestand van betrokkene, is er een acute doodswens geconstateerd, wat de noodzaak van de crisismaatregel onderstreept. De rechtbank oordeelt dat de verzochte zorg noodzakelijk is om het dreigende nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn.

De rechtbank verleent daarom de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur tot en met 25 maart 2024, waarbij de maatregelen zoals genoemd in de beschikking kunnen worden getroffen. Het verzoek van de officier van justitie voor aanvullende zorgvormen is afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419640 / FA RK 24/939
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 4 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] te [plaats]
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 februari 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 28 februari 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg tot het nemen van de crisismaatregel van 28 februari 2024;
- de medische verklaring van 28 februari 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam] , verpleegkundig specialist.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene antwoordt op de vraag van de behandelend rechter hoe het met haar gaat dat het lastig voor haar is daarop te reageren. Zij krijgt momenteel verplichte zorg, waar-onder in de vorm van medicatie toediening. Zij werkt volledig mee aan haar behandel-programma. Wel bemerkt zij dat er bij haar nog steeds een doodswens aanwezig is. In die zin ziet zij slechts een minimale verbetering van haar toestand. Dit maakt dat zij is gaan twijfelen aan de effectiviteit van de geboden behandeling en zij eigenlijk niet volledig achter een voortzetting van de crisismaatregel kan staan.
3.2
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat bij betrokkene sinds de
- aanvankelijk vrijwillige – behandeling een geringe verbetering wordt gezien. Echter neemt dit niet weg dat er nog een belangrijk risico op suïcidaliteit wordt waargenomen. Daarop licht zij toe dat betrokkene zeer recent nog heeft geprobeerd zichzelf met behulp van schoenveters van het leven te beroven. Op de vraag van de advocaat welke psychische stoornis op dit moment voorliggend is, antwoordt zij dat op dit moment autisme en ADHD op de voorgrond staan. Verder acht zij betrokkene op dit moment wilsbekwaam, echter tekent zij daarbij aan dat dit nadrukkelijk ook geldt voor haar suïcidewens. Het voorliggende verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel wordt door haar daarom ondersteund. In dat verband wijst zij er tevens op dat behandeling in een vrijwillig kader betrokkene extra onrust bezorgt, nu haar daarmee extra ruimte en gelegenheid wordt geboden om haar suïcidewens daadwerkelijk tot uitvoering te brengen. Als de meest noodzakelijke zorgvormen benoemt zij het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie.
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat betrokkene in het voorgesprek en tijdens de mondelinge behandeling er blijk van heeft gegeven wisselend te staan tegenover het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel. Enerzijds wil zij heel graag haar eigen leven en vrijheid terug en daarom terugkeren naar huis. Anderzijds begrijpt zij dat zij daarvoor nog zorg nodig heeft, echter ziet zij tot dusver een minimale verbetering, wat maakt dat zij twijfelt aan de effectiviteit van de geboden behandeling. Deze factoren tegen elkaar afgewogen verzoekt hij de rechtbank namens betrokkene primair het voorliggende verzoek af te wijzen, althans de door hem genoemde wegingsfactoren in de te geven beslissing mee te nemen. Bij wijze van subsidiair standpunt wenst hij zich ten aanzien van het voorliggende verzoek te refereren aan het oordeel van de rechtbank, met als toelichting dat uit de voorliggende stukken genoegzaam is gebleken van het vermoeden dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, alsook van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat er ter afwending van bedoeld ernstig nadeel geen minder bezwarende alternatieven dan verplichte klinische zorg voorhanden zijn. Wel verzoekt hij in geval van een beslissing tot voortzetting van de crisismaatregel de machtiging te laten gelden voor de op dit moment hoogst noodzakelijke zorgvormen, als tijdens de mondelinge behandeling besproken.

4.Beoordeling

4.1
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), persoonlijkheidsstoornissen.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Betrokkene kampt met een acute doodswens. Sinds de crisisopname wordt er met de tot dusver geboden behandeling geringe verbetering gezien. Daar staat tegenover dat betrokkene nog zeer recent heeft geprobeerd zichzelf met behulp van schoenveters van het leven te beroven. Betrokkene wordt door haar behandelaar als wilsbekwaam aangemerkt, waarbij is aangetekend dat die wilsbekwaamheid tevens ziet op haar suïcidewens.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden, te weten:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
Het verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen voor zover dat ziet op de overige verzochte zorgvormen, nu voor het afgeven van een machtiging in zoverre geen noodzaak bestaat.
4.4
Betrokkene verzet zich tegen de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg. Uit de door haar getoonde opstelling blijkt van zodanige ambivalentie, dat moet worden uitgegaan van onvoldoende intrinsieke bereidheid om in een vrijwillig kader aan de voor haar nog noodzakelijk geachte klinische behandeling consequent mee te werken.
4.5
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is. Ook kan naar het oordeel van de rechtbank niet op voorhand worden geconcludeerd, ondanks de nog geringe verbetering in het toestandsbeeld van betrokkene, dat bedoelde maatregel niet effectief is. Tevens blijkt uit de stukken dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.7
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, voor de verzochte duur.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.3 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 maart 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Pellikaan, rechter en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op
13 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.