ECLI:NL:RBZWB:2024:2283

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/419551 / FA RK 24/899
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was gebaseerd op artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd) en had betrekking op een cliënt die lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis, waaronder het Temple syndroom en een autisme spectrum stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt ernstig nadeel ondervindt door zijn situatie, wat onder andere leidt tot lichamelijk letsel en verwaarlozing. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat en zorgverantwoordelijken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, maar heeft de duur van de machtiging beperkt tot vijf maanden in plaats van de verzochte zes maanden. De machtiging geldt tot en met 7 augustus 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Willemsen en is op 13 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419551 / FA RK 24/899
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 7 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [locatie] , [adres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. V.C. Andeweg te Breda.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 8 februari 2024;
- de medische verklaring van 22 februari 2024;
- het formulier incidentenmeldingen van 19 februari 2024;
- het zorgplan van 22 februari 2024;
- het indicatiebesluit van 1 december 2014;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolgde de Wet Bopz, de Wvggz en de Wzd;
- een afschrift van de beschikking waarbij over cliënt een onder curatelestelling is uitgesproken en een curator is benoemd.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1], begeleidster;
- mevrouw [naam 2], waarnemend curator;
- mevrouw [naam 3], zorgverantwoordelijke.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt merkt op dat het goed met hem gaat. Tot circa vier jaar geleden was hij nog hard aan het werk als vrachtwagenchauffeur. Momenteel is hij clean, het middelengebruik heeft hij volledig achter zich gelaten. Ook is er geen sprake meer van bij hem aanwezige zucht naar middelengebruik. Hij is bezig zijn leven op orde te brengen. Hij wil ook dolgraag zo snel mogelijk zijn chauffeurswerk oppakken en is daarvoor allerhande zaken aan het regelen. Hij kan daarom alleen achter een machtiging tot opname en verblijf als verzocht staan, indien die hem niet belemmert in dit proces.
3.2
De zorgverantwoordelijke brengt naar voren dat cliënt is gediagnosticeerd met een disharmonisch intelligentieprofiel met perceptueel redeneren op een licht verstandelijk beperkt niveau en dat daarnaast sprake is van het Temple syndroom (uniparentale disomie chromosoom 14, Prader-Willie) en een autisme spectrum stoornis. Naar omstandigheden functioneert cliënt positief met de hem geboden zorg en behandeling. Ook is na lange tijd het contact met zijn familie hersteld. Er is voor cliënt een doorplaatsing geregeld naar ASVZ. Cliënt heeft eerder in deze zorgaccommodatie verbleven en zal daar de vervolgbehandeling krijgen, die nog noodzakelijk wordt geacht om verder te kunnen stabiliseren. Zij acht het gewenst dat er met het oog daarop tevens nader diagnostisch onderzoek zal plaats vinden. Zij ondersteunt daarom het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden. Zij begrijpt de bij cliënt aanwezige wens om spoedig zijn werk als vrachtwagenchauffeur op te willen pakken. Echter zorgen een aantal factoren, waaronder met name de nog aanwezige noodzaak van vervolgbehandeling, een nog lopende strafrechtelijke procedure en het ontbreken van een zelfstandige woning, ervoor dat hij daarin op dit moment minder grote stappen kan maken dan welke hij zelf voor ogen heeft. Zij kan op dit moment niet aangeven of van de machtiging tot opname en verblijf voor de volledig verzochte duur gebruikt hoeft te worden gemaakt, aangezien daarvoor meerdere factoren, waaronder met name het verloop en resultaat van de vervolgbehandeling bepalend zijn.
3.3
De waarnemend curator merkt op dat zij verwacht dat een machtiging tot opname en verblijf, indien cliënt de huidige positieve lijn weet voort te zetten, in de praktijk vooral als extra vangnet zal kunnen fungeren. Dit maakt dat in haar visie steeds op basis van de door cliënt gemaakte vorderingen fasegewijs gemonitord dient te blijven waar hij staat en welke vervolgstappen er telkens genomen kunnen worden.
3.4
De advocaat van cliënt voert aan dat haar uit het voorgesprek en de mondelinge behandeling is gebleken dat haar cliënt begrijpt dat hij nog zorg en behandeling nodig heeft en dat, om vervolgens zijn leven op te kunnen pakken, er nog zaken geregeld moeten worden. Echter staat daar tegenover dat de huidige zorgopname hem het gevoel bezorgt dat daarvan voornamelijk de doelstelling is hem opgesloten te houden. Het ontbreekt haar cliënt daardoor aan de spreekwoordelijke stip aan de horizon, terwijl hij belangrijke stappen voorwaarts maakt. Zo wordt hem al gedurende langere tijd toegestaan zich onder begeleiding naar buiten te begeven en is er van middelengebruik geen sprake meer. Zij acht daarom het moment aangebroken dat haar cliënt meer vertrouwen geboden krijgt en er intensiever toekomstgericht met hem wordt meegedacht en samengewerkt. Dit laatste als uitgangspunt nemend wordt niet zozeer bezwaar gemaakt tegen de verzochte machtiging tot opname en verblijf, als wel tegen de verzochte duur van zes maanden, welke periode voor haar cliënt qua omvang niet overzienbaar is.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap gepaard gaand met een psychische stoornis. Cliënt is gediagnosticeerd met een disharmonisch intelligentieprofiel met perceptueel redeneren op een licht verstandelijk beperkt niveau en met het Temple syndroom (uniparentale disomie chromosoom 14, Prader-Willie) en een autisme spectrum stoornis. Daarnaast kampt cliënt met een middelenverslaving.
4.2
Deze verstandelijke handicap die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
- bedreiging van de veiligheid van de cliënt al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat cliënt er blijk van geeft in te zien dat hij nog zorg en behandeling nodig heeft, maar dat bij hem tegelijkertijd de sterke wens aanwezig is om binnen zeer afzienbare tijd zijn werk en leven weer op te pakken. Dit laatste maakt dat de rechtbank het ervoor dient te houden dat bij hem in onvoldoende mate sprake is van intrinsieke motivatie om vrijwillig aan de noodzakelijke (vervolg)behandeling consequent mee te werken. Daarbij speelt ook in belangrijke mate een rol dat cliënt laat blijken, vanuit zijn streven om zeer spoedig zijn werk en leven op te pakken, daarin te grote stappen ineens te willen maken.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Wel ziet de rechtbank, rekening houdend met het gunstige verloop en resultaat van de tot dusver geboden zorg en behandeling en de daarmee samenhangende behoefte van cliënt aan een concreet perspectief, aanleiding om de machtiging in duur te beperken tot een periode van vijf maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats],
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 7 augustus 2024.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Willemsen, rechter en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 13 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.