ECLI:NL:RBZWB:2024:2284

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/419831 / FA RK 24/1046
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1953. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die op 5 maart 2024 was opgelegd, op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling waren de betrokkene, zijn advocaat, een senior verpleegkundige en een specialist ouderengeneeskunde aanwezig. De betrokkene toonde zich aanvankelijk tegen de voorgestelde zorgvormen, maar zijn gedrag was zorgwekkend, met momenten van agressie en dreigend gedrag naar zorgpersoneel en anderen.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, veroorzaakt door vermoedelijke psychische stoornissen. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, waarbij verplichte zorgvormen zoals medicatietoediening, insluiten en beperking van de bewegingsvrijheid konden worden toegepast. De rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven waren en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief was. De machtiging geldt tot en met 28 maart 2024, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419831 / FA RK 24/1046
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 7 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1953 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie GGZ Thebe, [locatie 1] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 6 maart 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 5 maart 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Breda tot het nemen van de crisismaatregel van 5 maart 2024;
- de medische verklaring van 5 maart 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , senior verpleegkundige/persoonlijk begeleidster;
- mevrouw [naam 2] , specialist ouderengeneeskunde.
Tevens waren een zorgbegeleider aanwezig en een student/stagiaire, die niet zijn gehoord.
Bij de mondelinge behandeling is gebruik gemaakt van de diensten van mevrouw [naam 3] , tolk.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege
die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene antwoordt op de vraag van de behandelend rechter hoe het met hem gaat “als ze me blijven behandelen, zoals ze nu doen blijf ik hier niet”. Verderop gedurende de mondelinge behandeling merkt hij op “met mijn psychische gesteldheid is niets aan de hand”. Wanneer ‘insluiten’ als tijdelijk toe te passen verplichte zorgvorm in geval van agressief gedrag van betrokkene wordt besproken merkt hij op dat hij zich daarin kan vinden indien er dan alleen iemand voor de deur blijft staan en deze niet wordt afgesloten.
3.2
De specialist ouderengeneeskunde brengt naar voren dat betrokkene aanvankelijk met een zorgmachtiging bij de GGZ locatie [locatie 2] was opgenomen. Er bleek vervolgens geen aanleiding voor de aanvraag van een opvolgende zorgmachtiging, omdat betrokkene vrijwillig aan de voor hem noodzakelijk geachte zorg meewerkte. Echter doen zich inmiddels momenten voor waarop betrokkene toediening van (extra) medicatie weigert en hij zich ook in toenemende mate dreigend en agressief opstelt naar het zorgpersoneel. Tevens heeft betrokkene dreigend en verward gedrag naar anderen vertoond in het nabij gelegen winkelcentrum, waarop hij met begeleiding door de politie en handhaving naar de zorgaccommodatie diende te worden terug gebracht. Meer recent, te weten op 5 maart jongstleden, nam in de zorgaccommodatie het gedrag van betrokkene zodanig explosieve vormen aan dat insluiten als verplichte zorgvorm diende te worden toegepast, bedoeld om hem tijdelijk uit de situatie te halen en de rust te herstellen. Niet wordt uitgesloten dat de toename van het agressief/dreigend gedrag van betrokkene mede verband houdt met de omstandigheid dat betrokkene sinds zijn verhuizing enkele maanden geleden naar de huidige GGZ locatie in [locatie 1] nog zoekende is. Zij ondersteunt het voorliggend verzoek, voor zover dit ziet op het verplicht (kunnen) toepassen van medicatie toediening, het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten en het opnemen in een accommodatie. Zij licht toe dat na het incident op 5 maart 2024 aan betrokkene in de avond medicatie is toegediend. Gezien de werking daarvan gedurende een drietal dagen zal afgewacht dienen te worden hoe betrokkene daarop reageert en of/in hoeverre het dreigend/agressief gedrag terugkeert en - afhankelijk daarvan - of mogelijk andere medicatie meer geschikt is. Daarnaast is er mogelijk sprake van infectiegevaar. Hoewel er daarnaar hedenochtend bloedonderzoek kon worden verricht geeft betrokkene blijk van wisselende bereidheid om ook daaraan consequent mee te werken. Op de vraag van de advocaat of ook een opname in de zorgaccommodatie en - daarmee samenhangend - beperking van de bewegingsvrijheid en insluiten als verplichte zorgvormen strikt noodzakelijk worden geacht antwoordt zij dat betrokkene feitelijk geen aanstalten maakt om de zorgaccommodatie te verlaten, maar dat op grond van zijn actuele toestandsbeeld wel voorzienbaar is dat, indien hij op enig moment opnieuw mocht ontregelen en er sprake is van explosieve dreiging en/of agressie, deze zorgvormen tijdelijk in verplichte vorm dienen te worden toegepast, ofwel totdat de rust zal zijn wedergekeerd en er geen gevaar meer voor betrokkene zelf en/of voor anderen is, ofwel met het oog op een doorplaatsing van betrokkene, waarbij zij aantekent dat dit laatste op dit moment niet acuut het geval is.
3.3
De senior verpleegkundige/persoonlijk begeleidster sluit zich aan bij hetgeen door de specialist ouderengeneeskunde naar voren is gebracht. Aanvullend merkt zij op dat betrokkene zich momenteel in een fase bevindt, waarin alleen al aan de orde stellen van medicatie toediening bij hem agressieve reacties oproept.
3.4
De advocaat van betrokkene voert aan dat in zijn visie in de eerste plaats onvoldoende duidelijk is geworden of/in hoeverre er bij zijn cliënt van een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, zoals in de medische verklaring benoemd, kan worden gesproken. Dit klemt temeer nu hij uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht begrijpt dat er daarnaar nog nader onderzoek wordt verricht. Daarvan uitgaande acht hij niet uitgesloten dat hetzij een infectie hetzij een delier of een combinatie daarvan aan het actuele toestandsbeeld van betrokkene geheel of gedeeltelijk onderliggend is. Ook betwijfelt hij hetgeen in de medische verklaring is opgenomen over het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, in elk geval voor zover dit ziet op het risico op ernstig lichamelijk letsel en ernstige psychische schade, nu dit in zijn visie daarin onvoldoende is onderbouwd. Wel lijkt in zijn optiek sprake van het risico op ernstige verwaarlozing en acute maatschappelijke teloorgang, waarbij dient te worden aangetekend dat op grond van de door het verplegend- en zorgpersoneel verstrekte gegevens bij hem de indruk is ontstaan dat het hier om een al langer bestaande situatie gaat. Hij concludeert op grond van al deze factoren primair dat de voortzetting van de crisismaatregel voor beperktere duur en maximaal voor het verplicht toedienen van medicatie dient te worden uitgesproken. In het geval dat de rechtbank zijn primaire standpunt niet volgt acht hij relevant dat hem ten tijde van het voorgesprek is gebleken dat betrokkene zich toen niet op een gesloten afdeling maar zonder beveiliging elders verbleef en hem ook uit de opstelling van betrokkene in overig opzicht niet bleek dat hij aanstalten wenste te maken om de zorgaccommodatie eigener beweging te verlaten. Bij wijze van - subsidiair - standpunt verzoekt hij daarom indien er een beslissing tot voortzetting van de crisismaatregel volgt deze maatregel te beperken tot de in zijn visie hoogst noodzakelijk zorgvormen, te weten het toedienen van medicatie en daarnaast mogelijk het verrichten van medische controles en insluiten. Ten slotte acht hij van belang op te merken dat, in geval van een mogelijk opvolgend verzoek, het wenselijk is dat in het kader van de mondelinge behandeling daarvan tevens de curator/bewindvoerder van betrokkene wordt opgeroepen.

4.Beoordeling

4.1
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De enkele ontkenning van het vermoeden van een psychische stoornis bij betrokkene, als hiervóór omschreven, geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan hetgeen daarover in de stukken wordt gesteld.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, in de vorm van ten minste ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden, te weten:
Voor de duur van de voortgezette crisismaategel:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
Voor de duur van de voortgezette crisismaatregel, zij het geclausuleerd, te weten als volgt:
- insluiten in geval van decompensatie/escalatie, telkens gedurende maximaal 6 uur;
- beperken van de bewegingsvrijheid in combinatie met opname alleen in geval van insluiten;
- opnemen in een accommodatie alleen met het oog op toepassing van insluiten als verplichte zorgvorm, telkens gedurende maximaal 6 uur.
Gebleken is dat voor andere in het verzoekschrift gevraagde vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat die andere vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
4.4
Betrokkene verzet zich tegen de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg. Het actuele toestandsbeeld maakt dat betrokkene aan de hem geboden noodzakelijke zorg - ter afwending van het hiervóór omschreven ernstig nadeel - niet in voldoende mate meewerkt. Daarbij komt dat er bij betrokkene al enige tijd sprake is van toenemend (explosief) dreigend/agressief gedrag naar zorgpersoneel en naar anderen, zowel op onvoorspelbare momenten, als ook zodra toepassing van zorg in de vorm van medicatie toediening ter sprake komt. Die situatie maakt het tevens noodzakelijk dat als verplichte zorgvormen insluiten in combinatie met het beperken van de bewegingsvrijheid en opname toegepast dienen te kunnen worden, zij het geclausuleerd, te weten uitsluitend in geval van decompen-satie/escalatie en telkens kortdurend voor de duur van maximaal 6 uur.
4.5
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.7
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, voor de verzochte duur.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1953 te [geboorteplaats] ( [land] );
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.3 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 28 maart 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Willemsen, rechter en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 13 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.