Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1988. Het verzoek is ingediend op 6 maart 2024 en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling waren de cliënt, zijn moeder, de regiebehandelaar en de casemanager aanwezig. De cliënt heeft aangegeven dat hij het liefst weer bij zijn moeder zou willen wonen, maar dat hij ook met zowel vriendelijke als minder sympathieke personen in de zorgaccommodatie te maken heeft.
De moeder van de cliënt heeft haar zorgen geuit over de huidige woonplek van haar zoon, die niet voldoet aan zijn zorgbehoeften. De regiebehandelaar en casemanager hebben deze zorgen bevestigd en aangegeven dat de huidige accommodatie niet optimaal is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor zowel de cliënt als anderen. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de cliënt zich verzet tegen de opname, maar dat er onvoldoende intrinsieke motivatie is om vrijwillig mee te werken. Daarom is de rechterlijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 22 september 2024. De beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer en is op 2 april 2024 schriftelijk uitgewerkt.