Op 5 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Bollen, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van negen maanden. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben ingestemd met het verzoek, waardoor een mondelinge behandeling niet nodig was.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling gekeken naar de voortgang van de hulpverlening aan de ouders en de ontwikkeling van de kinderen. De vader heeft hulp in de vorm van EMDR-therapie ontvangen, terwijl de moeder positieve stappen heeft gemaakt met ondersteuning van een hulpverleningsorganisatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen nog steeds gemonitord moet worden, vooral gezien de zorgen die de moeder heeft over de overdrachtsmomenten naar de vader.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de doelstellingen van de ondertoezichtstelling nog niet volledig zijn behaald en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 8 januari 2025. Dit is in het belang van de kinderen, zodat hun ontwikkeling en de opvoedondersteuning aan de vader kunnen worden voortgezet. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.