ECLI:NL:RBZWB:2024:2288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/419279 / FA RK 24/771
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1945, die momenteel verblijft in de GGZ Breburg. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) vanwege de psychische toestand van de betrokkene, die lijdt aan een schizofrenie-spectrumstoornis en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de betrokkene momenteel niet in staat is om zelfstandig te functioneren. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat en zorgprofessionals. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene zorg nodig heeft die niet op vrijwillige basis kan worden verleend, en heeft daarom de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank heeft de verzoeken tot andere vormen van verplichte zorg afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Willemsen en is op 13 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419279 / FA RK 24/771
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 7 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1945 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
thans verblijvende in de accommodatie GGZ Breburg, [locatie], [adres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 16 februari 2024;
- de medische verklaring van 6 februari 2024;
- een zorgplan van 1 februari 2024;
- een uittreksel uit het curateleregister;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1], verpleegkundige;
- mevrouw [naam 2], verpleegkundig specialist.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene antwoordt op de vraag hoe het met haar gaat “niet zo bijzonder, wel slaap ik inmiddels wat beter”. Verder vindt zij het niet fijn om in de Ggz instelling opgenomen te zijn. Echter kan zij hier op dit moment ook niet weg, zij moet daarvoor eerst de zekerheid hebben dat zij weer naar haar huis kan terugkeren. Vervolgens vertelt betrokkene dat haar telefoon wordt afgeluisterd, over haar buurman die haar iets zou willen aandoen en over berichten die op haar computer worden meegelezen. Ook spreekt zij onsamenhangend over haar koophuis en over een aanbod dat is gedaan op Funda.
3.2
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat bij betrokkene sprake is van een persisterend paranoïde toestandsbeeld, waarbij sprake is van hallucinaties. Medio maart 2024 is een aanvraag tot wijziging zorgmachtiging gedaan gericht op een opnamemogelijkheid, omdat het vanuit een ambulant kader niet mogelijk bleek om aan haar de noodzakelijk geachte medicatie toe te dienen. Betrokkene laat ook gedurende de opname op de Ggz afdeling blijken nog steeds last te hebben van stemmen, waaronder die van haar buurman. Zij leeft in de overtuiging dat deze buurman haar iets wil aandoen en zij verkeert daardoor in doodsangst. Sinds er met haar gesprekken worden gevoerd over het toewerken naar een ontslag en een terugkeer naar huis is betrokkene ernstig depressief geraakt. Ook komt zij haar bed niet uit en moet zij worden gestimuleerd om vocht en voeding tot zich te nemen. Niettemin maakt zij op dit moment tijdens de mondelinge behandeling een verzorgde en opgeruimde indruk. Dit wordt eveneens gezien wanneer er voor haar een doktersbezoek gepland staat en zij daarmee dus een doel heeft om naartoe te werken.
Betrokkene verkeert op dit moment nog steeds in een kwetsbare fase, waarbij komt dat zij wisselend is in de samenwerking en in het accepteren van en meewerken aan de noodzakelijke behandeling. Dit maakt dat zorg en begeleiding in een verplicht kader met het oog op het toewerken naar huis nog steeds noodzakelijk is. Op de vraag van de advocaat of door het huidige feitelijke verblijf van betrokkene op een open afdeling er geen noodzaak meer is voor een opnamemogelijkheid als verplichte zorgvorm antwoordt zij ontkennend. Zij licht toe dat betrokkene op dit moment geen aanstalten maakt om uit de Ggz instelling weg te gaan. Echter kent zij ook momenten, waarop zij nadrukkelijk aangeeft dat zij hier tegen haar wil verblijft. Daarnaast dient over de mogelijkheid tot verplichte opname te worden beschikt voor die situaties, waarin betrokkene in geval van een verblijf thuis met ambulante zorg opnieuw ontregeld mocht raken. In de eerst genoemde situatie kan zij dan tijdelijk naar een gesloten afdeling worden overgeplaatst, in de laatst genoemde situatie kan opnieuw tot opname worden overgegaan. Zij kan daarom achter het voorliggend verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging staan. Als de op dit moment nog noodzakelijke zorgvormen benoemt zij het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, het beperken van de bewegingsvrijheid, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten - waarvan uitgezonderd het gebruik van communicatiemiddelen - en het opnemen in een accommodatie. Hoewel het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging ziet op een periode van twaalf maanden en zij daar achter kan staan, verwacht zij dat voor het werken aan voldoende stabilisatie niet van deze volledige periode gebruik gemaakt hoeft te worden.
3.3
De verpleegkundige sluit zich aan bij hetgeen door de verpleegkundig specialist naar voren is gebracht.
3.4
De advocaat van betrokkene voert aan dat hij op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling het voorliggend verzoek tot het verlenen van een zorg-machtiging kan volgen, echter niet voor zover dit ziet op de mogelijkheid tot het opnemen in een accommodatie en als zodanig daarmee samenhangend het beperken van de bewegings-vrijheid. Daartoe acht hij van belang dat betrokkene, terwijl zij op een open afdeling verblijft, feitelijk geen aanstalten maakt om eigener beweging uit de Ggz instelling weg te gaan. In dat verband wijst hij er op dat het hier om een naar zijn aard ingrijpende vrijheidsbeperkende maatregel betreft, wat maakt dat de noodzaak daarvan naar kritische maatstaven dient te worden beoordeeld. Ook wijst hij in dat verband op de mogelijkheid om op grond van artikel 8:11 jo. 8:12 Wvggz in een voorkomende noodsituatie tijdelijk ter afwending van die situatie aanvullende verplichte zorg in te zetten, voor zover de al lopende zorgmachtiging daarin niet voorziet. Onder verwijzing daarnaar verzoekt hij namens betrokkene, in het geval dat de rechtbank op het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging toewijzend mocht beslissen, in elk geval betreffende twee zorgvormen als zodanig daarvan geen deel te laten uitmaken. Ook ziet hij geen aanleiding voor het in dat geval verplicht aanbrengen van beperkingen voor zover die zien op het gebruik van communicatiemiddelen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie-spectrum- en andere psychotische stoornissen, depressieve-stemmingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, overige DSM-5 stoornissen.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
4.3
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene verblijft momenteel weliswaar op een open afdeling en zij maakt feitelijk geen aanstalten om eigener beweging uit de Ggz instelling weg te gaan. Echter staat daar tegenover dat qua samenwerking en het meewerken aan de noodzakelijk geachte zorg door betrokkene niet van volledige bestendigheid kan worden gesproken. Ook bevindt de behandeling gericht op een - uiteindelijke - terugkeer van betrokkene naar huis met alsdan ambulante zorg zich op dit moment nog in een prille en daarmee kwetsbare fase. Het is van belang dat betrokkene, ofwel wanneer er sprake is van verzet tijdelijk naar een gesloten afdeling kan worden overgeplaatst ofwel dat zij in geval van een verblijf thuis met ambulante zorg opnieuw ontregeld mocht raken er tot verplichte klinische opname kan worden overgegaan. De rechtbank neemt daarbij ten slotte nog in aanmerking dat er voor het mogelijk maken van een terugkeer van betrokkene naar haar eigen woon- en leefsituatie vooraf een aantal voorbereidingen en voorzieningen getroffen dienen te worden.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder in dit geval mede te verstaan dat betrokkene periodiek contact moet blijven onderhouden met haar ambulant behandelteam. De frequentie van dat contact zal op geleide van het toestandsbeeld door het ambulant behandelteam worden bepaald;
- opnemen in een accommodatie.
Gebleken is dat voor andere in het verzoekschrift gevraagde vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat die andere vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1945 te [geboorteplaats];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 maart 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Willemsen, rechter en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 13 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.