Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1991. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat en een psychiater aanwezig waren. De betrokkene heeft aangegeven dat zij belangrijke stappen voorwaarts heeft gemaakt in haar leven, maar de psychiater heeft gewaarschuwd voor de risico's van te snelle stappen in het afbouwen van medicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en dat verplichte zorg noodzakelijk is om dit nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, maar beperkt tot een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot herbeoordeling na deze periode. De beslissing op het resterende verzoek is aangehouden tot een nadere mondelinge behandeling. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Ggz zorgverlener verplicht is om een nieuwe medische verklaring in te dienen voor de verdere behandeling.