ECLI:NL:RBZWB:2024:2290

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/420074 / FA RK 24/1181
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P.W.G. de Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1991. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat en een psychiater aanwezig waren. De betrokkene heeft aangegeven dat zij belangrijke stappen voorwaarts heeft gemaakt in haar leven, maar de psychiater heeft gewaarschuwd voor de risico's van te snelle stappen in het afbouwen van medicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en dat verplichte zorg noodzakelijk is om dit nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, maar beperkt tot een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot herbeoordeling na deze periode. De beslissing op het resterende verzoek is aangehouden tot een nadere mondelinge behandeling. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Ggz zorgverlener verplicht is om een nieuwe medische verklaring in te dienen voor de verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/420074 / FA RK 24/1181
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 22 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] , [land] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. K. van der Leij te Haarlem.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 11 maart 2024;
- de medische verklaring van 7 maart 2024;
- een zorgplan van 5 maart 2024;
- een zorgkaart van 5 maart 2024;
- een uittreksel uit het curateleregister;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 maart 2024, op de [locatie] , [adres] te [plaats] .
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , psychiater.
Tevens was aanwezig:
- mevrouw [naam 2] , SPV.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat zij na een aanvankelijk voorspoedig verlopend periode buiten haar schuld om dakloos is geraakt. Intussen heeft zij stappen voorwaarts gemaakt. Zij werkt fulltime als magazijnmedewerkster en zij zorgt goed voor zichzelf. Daarom acht zij het moment aangebroken dat zij de gelegenheid krijgt om volledig zelfstandig te functioneren. Zij verblijft thans nog bij [maatschappelijke opvang], maar de verwachting is dat zij binnen afzienbare tijd naar een eigen appartement zal kunnen doorstromen. Zij merkt dat, nu zij belangrijke stappen voorwaarts maakt, de betrokkenheid van de Ggz naast die van [maatschappelijke opvang] door haar als een belemmering wordt ervaren in haar streven om daadwerkelijk aan haar zelfstandigheid te werken. Cruciaal in dat verband is volgens haar dat zij en haar behandelaar niet op één lijn verkeren waar het de afbouw van haar medicatie betreft. Haar behandelaar gaat uit van een afbouwperiode van twaalf maanden. Zij zelf acht echter een periode van maximaal zes maanden toereikend om tot een volledige afbouw te komen. Daarbij speelt ook in belangrijke mate een rol dat zij intussen verstandige keuzes voor zichzelf weet te maken en dat dit in haar opvatting niet aan het medicatie gebruik te danken is.
3.2
De psychiater brengt naar voren dat zij absoluut kan bevestigen dat betrokkene belangrijke stappen voorwaarts maakt. Echter rekening houdend met de complexe situatie die daaraan vooraf is gegaan is in haar visie op dit moment behoedzaamheid geboden. Immers moet worden voorkomen dat door het te snel nemen van vervolgstappen al wat betrokkene heeft weten te bereiken alsnog teniet wordt gedaan. Het door haar uitgezette traject ziet in beginsel op een geleidelijke afbouw van de medicatie gedurende een periode van twaalf maanden. Uit behandeloogpunt kiest zij ervoor deze lijn voorlopig vast te houden, wel met de kanttekening dat betrokkene over de ruimte en gelegenheid beschikt om in samenspraak met haar begeleidster, afhankelijk van het verdere verloop en resultaat van bedoeld traject, daarover nadere afspraken te maken en dit onderling af te stemmen. Op de opmerking van de advocaat van betrokkene dat, gezien de tot dusver door zijn cliënt gemaakte progressie, aan haar extra vertrouwen kan worden geschonken, waarbij valt te denken aan een beslissing waarbij de zorgmachtiging wordt verleend voor beperkte duur, te weten voor een periode van zes maanden en de beslissing op het restantverzoek wordt aangehouden, antwoordt zij dat dit niet haar voorkeur heeft. Naast dat in dat geval wordt vereist dat er binnen een periode van drie maanden een nieuwe geactualiseerde medische verklaring wordt overgelegd is eerder een vergelijkbare beperking in duur onvoldoende gebleken. Betrokkene onderkent bovendien nog altijd niet de rol die de medicatie toediening speelt bij de door haar gemaakte vorderingen.
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat rekening houdend met de hem bekende achtergrond van betrokkene, alsook gelet op de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling door hem wordt bepleit dat een zorgmachtiging zal worden verleend voor een periode van zes maanden en dat de beslissing op het nog resterend verzoek wordt aan-gehouden, in afwachting van het verdere verloop en resultaat van het zorg- en behandel-traject. Na ommekomst van deze periode zal tussentijds kunnen worden getoetst of/in hoeverre zorg in verplichte vorm ter afwending van ernstig nadeel en tot stabilisatie c.q. herstel van de geestelijke en/of fysieke gezondheid van betrokkene op dat moment nog strikt noodzakelijk is.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie-spectrum- en andere psychotische stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang.
4.3
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.4
Betrokkene laat blijken dat zij, gelet op de vorderingen die zij tot dusver heeft gemaakt, het liefst zo snel mogelijk wil dat de betrokkenheid van de Ggz hulpverlening ophoudt. Alsdan zal wel [maatschappelijke opvang] nog enige tijd betrokken zijn om haar voor zo lang als dit nodig is naar een zelfstandige woonsituatie te begeleiden. Vanuit deze zienswijze kan betrokkene niet achter het door haar behandelaar voorgestane medicatie afbouwtraject staan, in elk geval niet voor zover deze afbouw een periode langer dan ten hoogste zes maanden bedraagt. Gebleken is bovendien dat door betrokkene geen directe relatie wordt gelegd tussen de geboden medicatie toediening en de door haar mede daardoor geboekte vooruitgang. Dit bij elkaar maakt dat naar het oordeel van de rechtbank er - althans op dit moment - niet van kan worden uitgegaan dat bij betrokkene sprake is van voldoende intrinsieke motivatie om aan de nog noodzakelijk geachte zorg op vrijwillige basis consequent mee te (blijven) werken.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de
medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze
vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling
besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg
noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Het verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen voor zover dit dat ziet op afgifte
van een machtiging voor de overige verzochte zorgvormen, nu voor het afgeven van een
machtiging in zoverre geen noodzaak bestaat.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend, zij het dat in het voortvarende verloop van de behandeling en de vorderingen die betrokkene tot dusver heeft gemaakt aanleiding wordt gezien deze in duur te beperken tot een periode van zes maanden, onder aanhouding van de beslissing op het nog resterende verzoek. Afhankelijk van het verdere verloop en resultaat van de behandeling, waaronder meer specifiek het medicatie afbouwtraject, zal na ommekomst van deze periode kunnen worden getoetst of/in hoeverre er op dat moment nog aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging verplichte zorg wordt voldaan.
De rechtbank zal daarom de behandeling van het nog resterende deel van het verzoek aanhouden tot de nadere mondelinge behandeling door mr. P.W.G. De Beer op de hierna vermelde datum en tijdstip. Op het restantverzoek zal op basis van de nadere mondelinge behandeling en de dan voorliggende stukken worden beslist. De Ggz zorgverlener wordt verzocht, in het geval dat vóór ommekomst van deze periode het verloop en resultaat van de behandeling aanleiding mocht zijn om haar standpunt ten aanzien van het voorliggend verzoek tussentijds te wijzigen, dit schriftelijk aan de rechtbank - tevens in afschrift aan de advocaat van betrokkene - te berichten. De advocaat van betrokkene wordt verzocht om in dat geval zijn reactie daarop schriftelijk aan de rechtbank - tevens in afschrift aan de Ggz instelling - kenbaar te maken en daarbij tevens aan te geven of wordt ingestemd met schriftelijke afdoening van de zaak.
Ten slotte merkt de rechtbank voor alle volledigheid op dat in dit specifieke geval op de Ggz zorgverlener
nietde verplichting tot het indienen van een nieuwe geactualiseerde medische verklaring rust.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats], [land];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 22 september 2024;
houdt de behandeling van het resterend verzoek aan tot de nadere mondelinge behandeling door mr. P.W.G. de Beer in de hierboven vermelde Ggz locatie op
[datum] 2024 om [uur]en roept betrokkene, haar advocaat, mevrouw [naam 1] (psychiater) en mevrouw [naam 2] (SPV) op om op voormelde datum en tijdstip te verschijnen;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor deze mondelinge behandeling voor betrokkene, haar advocaat, mevrouw [naam 1] (psychiater) en mevrouw [naam 2] (SPV);
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer, rechter en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 2 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.