ECLI:NL:RBZWB:2024:2291

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
C/02/420420 / FA RK 24/1352
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. Deze maatregel was aangevraagd door de officier van justitie op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1987, die momenteel verblijft in de accommodatie GGZ Breburg. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, zijn vader, en verschillende zorgverleners aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.

De officier van justitie verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die onder andere inhield het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, en het uitvoeren van medische controles. Betrokkene gaf aan dat hij rustiger was geworden door de medicatie, maar dat hij ook met ontslag kon gaan. De psychiater bevestigde dat de psychose was afgenomen, maar waarschuwde voor het risico van terugval in middelengebruik.

De rechtbank concludeerde dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel meer was, ondanks de zorgen over de mogelijkheid van terugval in middelengebruik. Daarom werd het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door mr. De Beer en is op 2 april 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/420420 / FA RK 24/1352
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 22 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie GGZ Breburg, [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.J.M. Veth te Rijen.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 21 maart 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 20 maart 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Breda tot het nemen van de crisismaatregel van 20 maart 2024;
- de medische verklaring van 20 maart 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en een politiemutatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vader van betrokkene;
- de heer [naam 1] , psychiater.
Tevens waren de volgende personen aanwezig, maar zijn niet gehoord:
- de heer [naam 2] , verpleegkundige;
- mevrouw [naam 3] , verpleegkundige.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat hij door de crisisopname, met name sinds hij medicatie toegediend heeft gekregen, rustiger is geworden. Hij realiseert zich dat het gebruik van middelen (wiet) er de oorzaak van is dat hij psychotisch is geworden en er tot een crisisopname is overgegaan en dat dit in het vervolg achterwege moet blijven om herhaling van die situatie te voorkomen. Betrokkene merkt vervolgens op dat hij nog wel enige tijd klinisch opgenomen wil blijven, zij het op een andere afdeling, maar ook dat hij per direct met ontslag kan en dat hij vervolgens wel zal zien wat hij dan gaat doen.
3.2
De psychiater brengt naar voren dat betrokkene ten tijde van de crisisopname in drukke en verwarde toestand verkeerde en dat hij tevens onvoorspelbaar en dreigend gedrag vertoonde. Uit informatie van de begeleiding van betrokkene en de ambulante (FACT) hulpverlening bleek dat bij betrokkene voorafgaand aan de crisissituatie in toenemende mate van middelengebruik sprake was. Gedurende de periode van de crisisopname tot heden werkt betrokkene consequent mee aan de medicatie toediening. Gezien wordt dat daardoor de psychose zodanig in omvang is afgenomen, dat strikt genomen op dit moment niet meer kan worden gesproken van de noodzaak tot voortzetting van de verplichte klinische zorg ter afwending van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Wel tekent hij daarbij aan dat, zodra er sprake is van een ontslag, betrokkene ervoor dient te waken dat hij niet terugvalt in middelengebruik. In dat geval loopt hij een aanzienlijk risico opnieuw psychotisch ontregeld te raken met als mogelijk gevolg dat de crisissituatie zich zal herhalen. Er is daarom doelbewust in contact met het FACT team een zorggesprek gearrangeerd met alle direct betrokkenen om te komen tot een plan dat erop ziet zoveel als mogelijk te waarborgen dat betrokkene met behulp van ambulante ondersteuning en begeleiding voldoende stabiel blijft en hij aan de drang om wederom middelen te gaan gebruiken voldoende weerstand weet te bieden.
3.3
De vader merkt op dat in zijn opvatting er meer dan alleen een zorggesprek, zoals door de psychiater naar voren gebracht, nodig is om ervoor te zorgen dat de eerdere crisissituatie zich niet zal herhalen.
3.4
De advocaat wijst in het kader van de beoordeling van het voorliggend verzoek naar hetgeen door de psychiater mondeling naar voren is gebracht. Daaruit valt op te maken dat sinds de crisisopname het psychotische toestandsbeeld zodanig is opgeklaard dat er geen noodzaak meer wordt gezien tot voortzetting van de verplichte klinische zorg, ter afwending van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Enerzijds kan hij daarin meegaan, anderzijds is in zijn opvatting nog steeds de noodzaak aanwezig om te komen tot een zorgaanpak, die zich nadrukkelijk richt op het voorkomen van een nieuwe terugval bij betrokkene in middelengebruik, vanaf het moment dat hij met ontslag gaat en hij uitsluitend op ambulante zorg in een niet verplicht kader aangewezen zal zijn. Hij hoopt dat betrokkene in elk geval tot aan het zorggesprek vrijwillig in de kliniek kan blijven.

4.Beoordeling

4.1
De inhoud van de gedingstukken en de mondelinge behandeling strekken naar het oordeel van de rechtbank in elk geval tot de overtuiging dat er zich rondom betrokkene een situatie heeft voorgedaan waarin hij psychotisch ontregeld is geraakt, in die mate, dat er op dat moment sprake was van een daardoor veroorzaakt onmiddellijk (dreigend) ernstig nadeel
in de vorm van levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, maatschappelijke teloorgang en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
4.2
Hoewel de rechtbank op zichzelf geen reden ziet om over hetgeen daarover in de medische verklaring is opgenomen te twijfelen, kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van de thans beschikbare actuele gegevens, zoals mondeling door de psychiater verstrekt, niet of althans in onvoldoende mate worden geconcludeerd dat een vermoedelijke psychische stoornis van betrokkene op dit moment (nog steeds) leidt tot onmiddellijk dreigend ernstig nadeel.
4.3
Aan het vorenstaande doet niet af dat gebleken is van serieuze zorgen of betrokkene, zodra hij uit de Ggz instelling zal zijn ontslagen, in voldoende mate weerstand zal kunnen (blijven) bieden aan middelengebruik. Dit klemt temeer, nu wordt voorzien dat een nieuwe terugval in middelengebruik onmiskenbaar het risico in zich draagt dat betrokkene wederom ontregeld zal raken en de eerdere crisissituatie zich zal herhalen. Er zal daarom aan de hand van een nog te houden zorggesprek een plan van aanpak opgesteld worden, dat ervoor moet zorgen dat betrokkene hierin ambulant voldoende begeleid en ondersteund gaat worden.
4.4
Uit het vorenstaande volgt dat aan de wettelijke vereisten tot voortzetting van de crisismaatregel niet wordt voldaan. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer, rechter en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 2 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.