Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. Deze maatregel was aangevraagd door de officier van justitie op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1987, die momenteel verblijft in de accommodatie GGZ Breburg. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, zijn vader, en verschillende zorgverleners aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.
De officier van justitie verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die onder andere inhield het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, en het uitvoeren van medische controles. Betrokkene gaf aan dat hij rustiger was geworden door de medicatie, maar dat hij ook met ontslag kon gaan. De psychiater bevestigde dat de psychose was afgenomen, maar waarschuwde voor het risico van terugval in middelengebruik.
De rechtbank concludeerde dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel meer was, ondanks de zorgen over de mogelijkheid van terugval in middelengebruik. Daarom werd het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door mr. De Beer en is op 2 april 2024 schriftelijk uitgewerkt.