ECLI:NL:RBZWB:2024:2296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/02/416149 / FA RK 23-5428
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot meerderjarigverklaring van een minderjarige moeder in het kader van het gezag over haar kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de meerderjarigverklaring van een minderjarige vrouw, hierna te noemen [belanghebbende]. [belanghebbende] is geboren op [geboortedag 1] 2006 en is momenteel minderjarig. Zij heeft een verzoek ingediend om door de kinderrechter meerderjarig verklaard te worden, zodat zij haar pasgeboren zoon, [naam], kan verzorgen en opvoeden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 maart 2024, waarbij [belanghebbende] en haar vader aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder van [belanghebbende] en de biologische vader van [naam] waren niet verschenen, ondanks correcte oproeping.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [belanghebbende] op [geboortedag 1] 2022 de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, waardoor zij voldoet aan de wettelijke leeftijdseis voor het indienen van een verzoek tot meerderjarigheid. De rechtbank heeft de belangen van zowel [belanghebbende] als haar kind, [naam], in overweging genomen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ondersteund, ondanks zorgen over de psychische kwetsbaarheid van de biologische vader van [naam].

De rechtbank heeft geoordeeld dat het inwilligen van het verzoek in het belang van zowel [belanghebbende] als [naam] is, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft [belanghebbende] meerderjarig verklaard, waardoor zij automatisch het ouderlijk gezag over [naam] verkrijgt. De vader van [naam] is nog niet belast met het gezag, en de rechtbank heeft hen aangeraden om zich tot de rechtbank te wenden voor het gezamenlijk gezag.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/416149 / FA RK 23-5428
datum uitspraak: 8 april 2024
beschikking betreffende meerderjarigverklaring
in de zaak van
[belanghebbende],
hierna te noemen: [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. Goedkoop te Breda.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder van belanghebbende],
moeder van [belanghebbende] ,
wonende [woonplaats 2] ,
[de vader van belanghebbende],
vader van [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de biologische vader van [naam]],
(biologische) vader van [naam] ,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 15 november 2024 ontvangen verzoek met bijlagen, waaronder een door de (biologische) vader op 15 november 2023 ondertekende referteverklaring;
- de kennisgeving artikel 301 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) van de gemeente Tilburg;
- de uittreksels uit het gezagsregister betreffende [belanghebbende] en [naam] .
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeld op 20 maart 2024. Bij die gelegenheid is verschenen [belanghebbende] , bijgestaan door haar advocaat. Tevens waren aanwezig de vader van [belanghebbende] . Ook was aanwezig een medewerker namens de Raad.
1.3.
Alhoewel correct opgeroepen, zijn [de moeder van belanghebbende] en [de biologische vader van [naam]] niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[belanghebbende] is geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats 1] en dus nog minderjarig. De ouders van [belanghebbende] zijn gezamenlijk belast met het gezag over haar.
2.2.
Op [geboortedag 2] 2024 is [belanghebbende] bevallen van een zoon, genaamd [naam] ,
geboren te [geboorteplaats 2] .
2.3.
De heer [de biologische vader van [naam]] voornoemd is de biologische vader van [naam] .

3.Het verzoek

3.1.
[belanghebbende] verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de kinderrechter haar meerderjarig verklaart.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van het schriftelijke verzoek is door en namens [belanghebbende] aangegeven dat zij momenteel minderjarig is en zij in verwachting is van haar eerste kind. De moeder wenst [naam] te gaan verzorgen en op te voeden. Daarbij verklaart de moeder de band van [naam] met de biologische vader te zullen bevorderen, hetgeen volgens de moeder reeds blijkt uit de omstandigheid dat zij samenwoont met de biologische vader.
Tijdens de mondelinge behandeling is door en namens de moeder hieraan toegevoegd, dat ondertussen op [geboortedag 2] 2024 [naam] is geboren en dat de biologische vader [naam] heeft erkend, waardoor hij inmiddels belast is met het gezag over [naam] . Tezamen met de vader wenst de moeder in het vervolg de belangrijke beslissingen over [naam] te gaan nemen. Bij de verzorging en opvoeding van [naam] ontvangen de ouders vanuit hun netwerk en vanuit de hulpverlening de nodige ondersteuning. Dat verloopt goed.
4.2.
De vader van [belanghebbende] verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat hij achter het verzoek staat.
4.3.
De Raad brengt naar voren dat hij vanuit diens professie bekend is met de vader van [naam] en dat in hem een zekere (psychische) kwetsbaarheid wordt gezien. Positief is volgens de Raad dat totdat [naam] 2 jaar oud is de GGZ in elk geval bij hem betrokken blijft.
Voor de Raad is dat een geruststellend idee en hij verklaart daarom het verzoek te kunnen ondersteunen.
4.4.
Uit de door [belanghebbende] ingediende referteverklaring blijkt dat de vader zich niet tegen het verzoek verzet.

4.De beoordeling

Wettelijk kader
4.1.
Op grond van artikel 1:253ha BW kan de minderjarige vrouw die als degene die het gezag heeft haar kind wenst te verzorgen en op te voeden, indien zij de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig te verklaren. Op grond van het derde lid van voornoemd artikel kan het verzoek ook voor de bevalling van de door de minderjarige vrouw worden gedaan. In dat geval wordt op het verzoek niet eerder dan na de bevalling beslist.
4.2.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel willigt de kinderrechter het verzoek slechts in, indien zij dit in het belang van de moeder en het kind wenselijk oordeelt.
4.3.
Op grond van het tweede lid van artikel 1:253b BW verkrijgt de moeder die ten tijde van haar bevalling onbevoegd was tot het gezag, het gezag van rechtswege op het tijdstip waarop zij daartoe bevoegd wordt, tenzij op dat tijdstip een ander met het gezag is belast.
Ontvankelijkheid
4.4.
[belanghebbende] heeft op [geboortedag 1] 2022 de leeftijd van 16 jaar bereikt. Zij voldoet daarom aan de hiervoor genoemde leeftijdseis, zodat [belanghebbende] kan worden ontvangen in haar verzoek.
Beoordeling
4.5.
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat inwilliging van het verzoek van de moeder om haar meerderjarig te verklaren in haar belang én in het belang van de minderjarige [naam] is. Hierbij wordt overwogen dat er voldoende vertrouwen bestaat dat de moeder, al dan niet met behulp van haar netwerk en de nodige hulpverlening, in staat zal zijn om verantwoordelijkheid over [naam] te gaan dragen dan wel keuzes te maken die in het belang van [naam] zullen zijn.
4.6.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat [belanghebbende] door de meerderjarigheidsverklaring op grond van artikel 1:253b BW automatisch met het ouderlijk gezag over [naam] wordt belast. Dit is anders waar het betreft de vader. Hij is nog niet belast met het gezag over [naam] . Immers, op grond van artikel 1:251b lid 1 sub b BW oefent de moeder en de persoon die een kind heeft erkend het gezag over hun kind gezamenlijk uit,
tenzijde voorziening in het gezag over het kind is komen te ontbreken. Daarvan is hier sprake, nu de moeder ten tijde van de erkenning van [naam] nog minderjarig was en daarom onbevoegd was tot het gezag. Derhalve was er op dat moment niemand belast met het gezag over [naam] . Indien de ouders alsnog gezamenlijk met het gezag over [naam] willen worden belast, geeft de rechtbank hen in overweging om – zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken – zich tot de rechtbank te wenden om het gezag alsnog in het gezagregister te doen opnemen op grond van artikel 1:252 BW.
4.7.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door [belanghebbende] . Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

5.beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart de minderjarige [belanghebbende] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2006, meerderjarig;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Sumner, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024, in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.