Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2] B.V.,
3.
[eiser 3] B.V.,
4.
[eiser 4] B.V.,
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
3.
[gedaagde 3] B.V.,
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 26 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van eisers;
- de pleitnota van gedaagden.
2.De feiten
- partijen gaan over tot oprichting van de vennootschap [eiser 3] B.V.. In deze vennootschap zal [eiser 2] B.V. bij aanvang deelnemen voor 70% van het geplaatste kapitaal en [gedaagde 2] B.V. voor 30 % van het geplaatste kapitaal. [eiser 2] B.V. zal vervolgens houder worden van de bij [gedaagde 2] B.V. geplaatste aandelen door op 1 maart 2021, 1 maart 2022 en 1 maart 2023 10 aandelen geleverd te krijgen van [gedaagde 2] B.V..
3.Het geschil
4.De beoordeling
Dit betekent dat eisers in een bodemprocedure hun standpunt zullen moeten bewijzen.
- Gedaagden betwisten dat de door eisers als productie 4 overgelegde inkooporder van [bedrijf 1] door hen is ontvangen en uitgevoerd. Door een fout in het softwaresysteem is de order op naam van [gedaagde 3] B.V. gesteld. Gedaagden hebben erop gewezen dat het emailadres dat op de inkooporder is vermeld het emailadres van [eiser 3] B.V. is. Gedaagden hebben onweersproken gesteld dat de order door [eiser 3] B.V. is uitgeleverd.
- Gedaagden erkennen aan [bedrijf 2] te hebben geleverd, nadat [bedrijf 2] [gedaagde 1] zelf heeft benaderd. Dit blijkt uit productie 5 van eisers.
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)