ECLI:NL:RBZWB:2024:2311

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/02/419006 / FA RK 24/647
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1983 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Torentijd te Middelburg. De rechtbank heeft deze beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie, die een opvolgende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden heeft verzocht. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2024 heeft betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, zijn visie op het verzoek gegeven. Betrokkene betwist de noodzaak van verplichte zorg en stelt dat hij in staat is om zelf hulp te zoeken. De advocaat van betrokkene heeft primair afwijzing van het verzoek bepleit, stellende dat betrokkene's toestand stabiel is en dat er geen noodzaak is voor de verzochte zorg. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verlening van verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met ingang van de datum van de beschikking tot en met 4 maart 2025. De rechtbank heeft de overige verzochte vormen van verplichte zorg afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De beschikking is mondeling gegeven door rechter B. Borm en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.

Uitspraak

REHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/419006 / FA RK 24/647
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Nadere beschikking van 21 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting (PI) Torentijd te Middelburg,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.S. van Aken te Zierikzee.

1.Het nadere procesverloop

1.1
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 4 maart 2024 is ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend voor de duur van vier weken, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De rechtbank verwijst naar die beschikking.
Het nadere procesverloop blijkt voorts uit het e-mailbericht van de geneesheer-directeur van 20 maart 2024, met als bijlagen de bevindingen van de geneesheer-directeur van 19 maart 2024 en de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater van 19 maart 2024.
1.2
De nadere mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024, bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg.
1.3
Tijdens die mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam], (waarnemend) verpleegkundige.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een opvolgende zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- het opnemen in een accommodatie.
2.2
Op dit moment ligt nog ter beoordeling voor het verzoek tot een opvolgende zorgmachtiging voor de periode van 1 april 2024 tot en met 4 maart 2025.

3.De nadere standpunten

3.1
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid zijn visie op het verzoek gegeven. Samengevat komt deze op het volgende neer. In het dossier is onjuiste informatie over betrokkene opgenomen. In het verleden is een stoornis bij betrokkene vastgesteld, te weten ADHD. Van een psychotische stoornis is geen sprake en hij is evenmin een gevaar voor de maatschappij. Betrokkene heeft wel meerdere psychoses doorgemaakt, maar deze zijn steeds veroorzaakt doordat hij onder dwang anti- psychotische medicatie toegediend heeft gekregen. Betrokkene staat niet achter de inzet van deze medicatie en is van mening dat hij juist voor zijn ADHD medicatie nodig heeft. Daar is hij de afgelopen tijd echter niet adequaat voor behandeld. Betrokkene is gemotiveerd om zijn leven na zijn detentie weer op te pakken. Hij gaat dan geen (hard)drugs meer gebruiken. Er is bovendien geen noodzaak om hem verplichte zorg te verlenen, want hij kan zelf hulp zoeken als dat nodig is. Om deze redenen moet het verzoek volgens betrokkene worden afgewezen.
3.2
De advocaat van betrokkene bepleit namens betrokkene primair afwijzing van het verzoek. Betrokkene stelt dat het goed met hem gaat. Zijn toestandsbeeld is op dit moment stabiel. Daarbij komt dat betrokkene gemotiveerd is om zijn leven na zijn detentie weer op te pakken en geen drugs meer wil gebruiken. Ook heeft betrokkene een steunend familienetwerk. Mocht de zorgmachtiging toch worden verleend, dat dient voor wat betreft de verplichte vormen van zorg te worden aangesloten bij de zorgvormen zoals deze in de huidige machtiging zijn opgenomen. Voor de overige verzochte zorgvormen bestaat geen noodzaak en is een alternatief voorhanden, aangezien betrokkene nog tot eind mei 2024 in detentie verblijft. De advocaat merkt tot slot nog op dat de objectiviteit van de psychiater die de recente medische verklaring heeft opgesteld volgens betrokkene niet vaststaat, omdat de psychiater voortdurend verwijst naar het dossier van betrokkene.
3.3
De verpleegkundige sluit zich aan bij hetgeen in de recent opgestelde medische verklaring is vermeld. Betrokkene is volgens haar op dit moment relatief rustig, omdat hij tijdens zijn detentie geen beschikking heeft over en dus abstinent is van middelen. Wanneer betrokkene middelen gebruikt, is er sprake van fysieke en verbale agressie. Om die reden en vanwege de complexiteit van de problematiek van betrokkene kan [woonvoorziening] in [plaats] betrokkene geen passende behandeling en begeleiding (meer) bieden.

4.De verdere beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, en overige DSM-5 stoornissen. Anders dan betrokkene ziet de rechtbank, gelet op de bevindingen in het dossier en de recente medische verklaring van de onafhankelijk psychiater waarin de aanwezigheid van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz bij betrokkene wordt vastgesteld, geen aanleiding tot het in twijfel trekken van de gestelde diagnose.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Betrokkene vertoont onder invloed van de bovengenoemde stoornis achterdochtig, paranoïde en dreigend gedrag, waarbij ook sprake kan zijn van verbale en fysieke agressie. Als gevolg van verschillende incidenten, waaronder een vechtpartij, is betrokkene zijn plek bij de zorginstelling kwijtgeraakt. Daarnaast zou betrokkene, onder invloed van verdovende middelen, een auto hebben gestolen van een verhuurbedrijf. Daarvoor is betrokkene nu gedetineerd.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval diens gedrag als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Het is de rechtbank gebleken dat betrokkene geen ziektebesef en -inzicht heeft, niet openstaat voor de noodzakelijk geachte medicatie en geen contact met de hulpverlening wenst. Gelet daarop is er thans geen mogelijkheid om de noodzakelijk bevonden zorg in het vrijwillige kader te verlenen. Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat betrokkene op korte termijn weer vrij komt. Om die reden is verplichte zorg noodzakelijk.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de
medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze
vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling
besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte
zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- het opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal het verzoek voor zover dat ziet op het opnemen van de overige vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging afwijzen, omdat daartoe naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak bestaat en het onvoldoende voorzienbaar is dat deze vormen van verplichte zorg in de komende periode noodzakelijk zullen zijn.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor het resterende deel van de (verzochte) duur van twaalf maanden, te weten met ingang van heden en tot en met 4 maart 2025.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag]
1983 te [geboorteplaats];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
4 maart 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier, en op 4 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.