Uitspraak
REHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het nadere procesverloop
2.Verzoek
3.De nadere standpunten
4.De verdere beoordeling
5.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedag]
4 maart 2025;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1983 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Torentijd te Middelburg. De rechtbank heeft deze beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie, die een opvolgende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden heeft verzocht. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2024 heeft betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, zijn visie op het verzoek gegeven. Betrokkene betwist de noodzaak van verplichte zorg en stelt dat hij in staat is om zelf hulp te zoeken. De advocaat van betrokkene heeft primair afwijzing van het verzoek bepleit, stellende dat betrokkene's toestand stabiel is en dat er geen noodzaak is voor de verzochte zorg. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verlening van verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met ingang van de datum van de beschikking tot en met 4 maart 2025. De rechtbank heeft de overige verzochte vormen van verplichte zorg afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht. De beschikking is mondeling gegeven door rechter B. Borm en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.