ECLI:NL:RBZWB:2024:2312

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/02/419813 / FA RK 24/1034
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Borm, rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een psychogeriatrische zorginstelling

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1949, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging voor de duur van zes maanden op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die momenteel verblijft in een zorginstelling, heeft zich verzet tegen de opname, maar zijn situatie vereist intensieve 24-uurszorg die niet meer in de thuissituatie kan worden geboden. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2024 zijn zowel de cliënt als zijn behandelaar en verpleegkundige gehoord. De behandelaar heeft aangegeven dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening en dat er sprake is van ernstig nadeel, waaronder geheugenstoornissen en agressief gedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en heeft de machtiging verleend voor de gevraagde duur van zes maanden, tot en met 21 september 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. Borm en schriftelijk uitgewerkt op 4 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/419813 / FA RK 24/1034
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 21 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
thans verblijvende in de [accommodatie], te [plaats],
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. W. van der Sande te Goes.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 1 maart 2024, ingekomen ter griffie op 5 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 1 maart 2024;
- de medische verklaring van 29 februari 2024;
- het ongedateerde zorgplan;
- het indicatiebesluit van 13 februari 2024;
- de machtiging vanuit het CIZ van 1 november 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam 1], behandelaar;
- mevrouw [naam 2], verpleegkundige.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Tijdens de mondelinge behandeling benoemt cliënt dat hij niet in [accommodatie] opgenomen wil worden.
3.2
De advocaat benoemt dat cliënt is gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer. In de thuissituatie was er bij cliënt sprake van dwalen, ook gedurende de nachtelijke uren. Dit heeft tot gevaarlijke situaties en een overbelasting van het netwerk van cliënt geleid. Als gevolg daarvan kan er thuis niet meer in de noodzakelijk geachte 24-uurszorg voor cliënt worden voorzien. In [accommodatie] is cliënt rustig en vriendelijk in contact, maar hij ervaart ook nog veel onrust. Volgens de advocaat vertoont cliënt vanwege die onrust verzet tegen de opname en het verblijf in de verpleeginstelling, maar wil cliënt feitelijk niet uit de verpleeginstelling vertrekken, omdat hij niet meer goed weet waar hij precies is of wat thuis is. Het is echter duidelijk dat cliënt niet meer terug naar huis kan.
3.3
De behandelaar geeft aan dat cliënt is belast met een psychogeriatrische aandoening, zoals in de stukken is beschreven. Cliënt is ook belast met een taalstoornis. In de thuissituatie was er veelvuldig sprake van dwalen en vertoonde cliënt agressief gedrag richting zijn omgeving. De behandelaar licht toe dat cliënt zijn eigen gevoelens niet meer begrijpt en daardoor erg angstig is geworden en zich de hele dag door vastklampt aan zijn omgeving. Om die reden heeft hij extra één-op-één aandacht nodig. Deze extra aandacht en de voor cliënt noodzakelijke 24-uurszorg kunnen hem onder andere vanwege de overbelasting van het netwerk van cliënt niet meer in de thuissituatie worden geboden. De behandelaar benoemt voorts dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf in de verpleeginstelling; cliënt zegt dat hij naar huis wil en is continu op zoek naar een uitgang om de verpleeginstelling te verlaten.
3.4
In aanvulling op de behandelaar geeft de verpleegkundige aan dat cliënt tijdens zijn opname en verblijf in de verpleeginstelling veel onrust ervaart en veel verzet vertoont. Gelukkig zijn er ook goede momenten. Het is echter nog niet mogelijk om met cliënt van de afdeling te gaan. Daarvoor is zijn gedrag nog te onvoorspelbaar.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 12 februari 2024 is ten aanzien van cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend tot en met 25 maart 2024. Op basis daarvan is cliënt opgenomen en verblijft hij momenteel in de [accommodatie] te [plaats].
4.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer. Dit is door of namens cliënt niet betwist.
4.3
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Daarbij overweegt de rechtbank dat cliënt onder invloed van de hierboven genoemde progressieve aandoening in toenemende mate last heeft van ernstige geheugenstoornissen, regieverlies, apraxie en afasie. Als gevolg daarvan is er sprake van (een risico op) wegloopgedrag, dwaalgevaar, gebrekkige zelfzorg, nachtelijke onrust, angst- en paniekaanvallen en agressief gedrag. Ook is het steunsysteem van cliënt vanwege de zorg voor cliënt ernstig overbelast geraakt.
4.4
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt is blijvend aangewezen op intensieve 24-uurszorg, toezicht en begeleiding in de nabijheid in een veilige en gestructureerde woonomgeving. Dit kan hem in een psychogeriatrische zorginstelling worden geboden. Bovendien wordt het steunsysteem van cliënt met een opname van cliënt ontlast.
4.5
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Het hierboven beschreven ernstig nadeel waar in toenemende mate sprake van is, kan ondanks de intensieve zorg voor cliënt door zijn familie niet langer in de thuissituatie worden afgewend.
4.6
Gebleken is dat cliënt zich zowel verbaal als non-verbaal verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt geeft voortdurend aan dat hij naar huis wil en onderneemt blijkens de overgelegde stukken en het gesprek tijdens de mondelinge behandeling meerdere keren per week pogingen om uit de verpleeginstelling weg te komen.
4.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, met ingang van heden en tot en met 21 september 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats];
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
21 september 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 4 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.