Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 2003. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor de duur van zes maanden. Dit verzoek was ingegeven door de psychische toestand van de betrokkene, die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een psychotische stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag was de betrokkene aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en werd zij gehoord door de rechtbank. De betrokkene gaf aan in te stemmen met het verzoek, maar benadrukte de noodzaak van een zorgmachtiging om tijdig te kunnen ingrijpen in geval van een psychotische decompensatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ernstige psychische stoornis die kan leiden tot levensgevaar en andere ernstige gevolgen. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om verschillende vormen van verplichte zorg toe te passen, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, enkel in geval van decompensatie. De rechtbank benadrukte dat verplichte zorg altijd zo beperkt mogelijk moet worden toegepast en dat zorgverleners de minst ingrijpende vorm van zorg zullen kiezen.
De beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm en schriftelijk uitgewerkt op 4 april 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.