ECLI:NL:RBZWB:2024:2313

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/02/419818 / FA RK 24/1039
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met psychische stoornis

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 2003. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor de duur van zes maanden. Dit verzoek was ingegeven door de psychische toestand van de betrokkene, die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een psychotische stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag was de betrokkene aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en werd zij gehoord door de rechtbank. De betrokkene gaf aan in te stemmen met het verzoek, maar benadrukte de noodzaak van een zorgmachtiging om tijdig te kunnen ingrijpen in geval van een psychotische decompensatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ernstige psychische stoornis die kan leiden tot levensgevaar en andere ernstige gevolgen. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om verschillende vormen van verplichte zorg toe te passen, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, enkel in geval van decompensatie. De rechtbank benadrukte dat verplichte zorg altijd zo beperkt mogelijk moet worden toegepast en dat zorgverleners de minst ingrijpende vorm van zorg zullen kiezen.

De beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm en schriftelijk uitgewerkt op 4 april 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/419818 / FA RK 24/1039
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 21 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ([land]),
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H. van der Wal te Bergschenhoek.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 5 maart 2024, ingekomen ter griffie op 5 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 26 februari 2024;
- het maatschappelijke plan van 19 februari 2024;
- de zorgkaart van 15 februari 2024;
- het zorgplan van 15 februari 2024;
- de medische verklaring van 6 februari 2024;
- het eigen plan van aanpak van betrokkene van 14 december 2023;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024, op het hierboven genoemde woonadres van betrokkene.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam], verpleegkundig specialist.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het insluiten;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- het opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene benoemt tijdens de mondelinge behandeling dat zij instemt met het voorliggende verzoek. Op dit moment gaat het goed met haar en neemt zij haar medicatie in. Betrokkene wil echter graag dat er een nieuwe zorgmachtiging wordt verleend, zodat tijdig kan worden ingegrepen wanneer zij in een psychose belandt. Betrokkene heeft dan last van wanen en raakt dan dusdanig ernstig en snel ontregeld dat zij het overzicht verliest en niet meer met de benodigde zorg akkoord gaat. Desgevraagd benoemt betrokkene dat er dit jaar nog geen ontregeling heeft opgetreden, maar voorheen wel tweemaal en toen moest zij in Stichting Emergis worden opgenomen. Verder stelt betrokkene dat, wanneer zij de komende zes maanden niet ontregelt, zij erop durft te vertrouwen dat haar toestandsbeeld met de inzet van medicatie stabiel kan blijven en er geen zorgmachtiging meer nodig is. Dat vertrouwen heeft betrokkene op dit moment nog niet.
3.2
De advocaat stelt dat het verzoek voor toewijzing gereed ligt nu aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. Betrokkene heeft geen vertrouwen in een zelfbindingsverklaring en wil graag dat er een zorgmachtiging wordt verleend, zodat er tijdig kan worden ingegrepen op de momenten dat het goed met haar gaat en zij zich tegen de benodigde zorg verzet.
3.3
De verpleegkundig specialist benoemt dat het verzoek is ingediend omdat betrokkene vreest dat er met een zelfbindingsverklaring niet tijdig kan worden ingegrepen nu betrokkene erg snel kan ontregelen. Desgevraagd benoemt de specialist dat betrokkene in 2024 nog niet in Stichting Emergis moest worden opgenomen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn. Betrokkene is belast met een psychotische stoornis. Dit is door of namens betrokkene niet betwist.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige immateriële schade, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. De rechtbank begrijpt uit de stukken en het gesprek tijdens de mondelinge behandeling dat betrokkene zeer snel psychotisch kan ontregelen. Ten tijde van ontregeling heeft betrokkene last van wanen, doet zij suïcidale uitspraken en bestaat er een risico op suïcide. Ook is er dan sprake van motorische onrust, impulsiviteit en fysieke agressie naar anderen. Daarmee kan betrokkene de agressie over zichzelf uitlokken. Ook het voorgaande is door of namens betrokkene niet betwist.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval diens gedrag als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank stelt vast dat betrokkene in stabiele periodes openstaat en zich op eigen kracht inzet voor de benodigde zorg en medicatie. Er is dan sprake van vrijwilligheid. Dit is anders op momenten van psychotische ontregeling. Betrokkene raakt dan dusdanig onder invloed van haar psychose en wanen dat zij de noodzaak van de benodigde zorg niet meer inziet en zich daartegen sterk verzet. Daarbij komt dat een dergelijke ontregeling zeer plotseling en snel kan intreden en dan niet meer op een alternatieve wijze dan middels gedwongen zorg kan worden afgewend of behandeld. Om deze reden is de inzet van verplichte zorg nodig voor het geval betrokkene psychotisch decompenseert.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie,
enkel ingeval van decompensatie;
- het verrichten van medische controles,
enkel ingeval van decompensatie;
- het beperken van de bewegingsvrijheid,
enkel ingeval van decompensatie;
- het insluiten,
enkel ingeval van decompensatie;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene,
enkel ingeval van decompensatie;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen,
enkel ingeval van decompensatie;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen,
enkel ingeval van decompensatie;
- het opnemen in een accommodatie,
enkel ingeval van decompensatie.
De rechtbank gaat ervan uit dat de zorgverleners telkens voor de minst ingrijpende vorm van verplichte zorg zullen kiezen en de toegewezen zorgmodaliteiten niet langer dan noodzakelijk zullen aanwenden, nu uitgangspunt en voorwaarde in de Wvggz voor de toepassing van verplichte zorg is dat verplichte zorg altijd zo beperkt mogelijk moet worden toegepast.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, met ingang van heden en tot en met 21 september 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ([land]);
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
21 september 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 4 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.