ECLI:NL:RBZWB:2024:2314

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/02/420017 / FA RK 24/1148
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren op [geboortedag] 2001. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, waarbij verplichte zorg zou worden verleend in de vorm van medicatietoediening, medische controles, en beperkingen in de vrijheid van de betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren de betrokkene, zijn advocaat, een verpleegkundig specialist en zijn vader aanwezig. De betrokkene stemde niet in met het verzoek en betwistte de diagnose van schizofrenie, terwijl zijn advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek en een kortere duur van de zorgmachtiging. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om dit nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met ingang van de uitspraak, en wees de overige verzochte vormen van zorg af. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter B. Borm en is op 4 april 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420017 / FA RK 24/1148
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 21 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S. Köller te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 11 maart 2024, ingekomen ter griffie op 11 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 7 maart 2024;
- het zorgplan van 1 maart 2024;
- de medische verklaring van 26 februari 2024;
- de zorgkaart van 23 februari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024, op het hierboven genoemde woonadres van betrokkene.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , verpleegkundig specialist;
- de heer [naam 2] , vader van betrokkene.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene stemt niet in met het voorliggende verzoek. Hij stelt dat hij niet is belast met schizofrenie en is van mening dat een psychotische ontregeling enkel verband houdt met drugsgebruik, en daar is geen sprake meer van. Verder benoemt betrokkene dat zijn functioneren sinds zijn opname in Stichting Emergis en de inzet van zijn huidige medicatie achteruit is gegaan. Zo heeft hij nu veel moeite om zich te verwoorden en om te begrijpen wat er tegen hem wordt gezegd. Dat komt volgens betrokkene niet door psychotische klachten. Er is evenmin sprake (geweest) van ernstig nadeel. Daarnaast is betrokkene het er niet mee eens dat hij bij de [woongroep] moet verblijven. Hij wil liever weer bij zijn vader gaan wonen en daar zorg vanuit het FACT-team ontvangen. Desgevraagd benoemt betrokkene dat hij de medicatie niet op vrijwillige basis zal innemen. Dat vindt hij namelijk niet nodig.
3.2
De advocaat bepleit primair afwijzing van het verzoek. Betrokkene herkent zich niet in de gestelde psychische stoornis; hij heeft geen last van psychoses of schizofrenie. Er is evenmin sprake van ernstig nadeel daar betrokkene inmiddels al zo’n zes maanden stabiel is. Mocht de zorgmachtiging toch worden toegewezen, dan kunnen daarin niet de zorgvormen het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten worden opgenomen, omdat betrokkene zich daar niet tegen verzet. Zowel betrokkene als de vader staan open voor de begeleiding vanuit het FACT-team. Het is voorts praktisch onuitvoerbaar om in de thuissituatie op de aanwezigheid van middelen te gaan controleren. Daarbij komt dat betrokkene geen behoefte (meer) heeft aan middelen en gemotiveerd is om geen middelen meer te gebruiken. Betrokkene is verder duidelijk over de inzet van medicatie; zonder verplicht kader zal hij geen medicatie innemen. De advocaat hoopt dat er gekeken wordt naar andere medicatie met minder bijwerkingen. Daarmee verdwijnt de weerstand van betrokkene wellicht ook wat. De zorgmachtiging dient tot slot voor een kortere duur dan twaalf maanden te worden verleend, zodat de komende tijd kan worden gekeken hoe het thuis gaat met betrokkene en hoe de wijziging in de medicatie uitpakt. Daarna is er wellicht geen zorgmachtiging meer nodig.
3.3
De verpleegkundig specialist benoemt dat betrokkene hoogstwaarschijnlijk vanwege zijn psychotische klachten moeite heeft om dingen te begrijpen en te verstaan. Daar krijgt betrokkene medicatie voor, maar daar is hij het niet mee eens. Betrokkene geeft steeds aan dat hij de medicatie niet op vrijwillige basis zal innemen. De specialist acht het echter noodzakelijk dat de inzet van medicatie wordt voortgezet, omdat dit ervoor zorgt dat de psychotische klachten van betrokkene niet verder toenemen. Wanneer betrokkene psychotisch ontregelt is er sprake van ernstig nadeel; betrokkene vlucht dan naar het buitenland en krijgt thuis erge ruzies. De specialist benoemt voorts dat betrokkene zijn verblijf in de [woongroep] niet als prettig ervaart. Hij gaat vaak naar zijn vader en wil daar ook het liefst zijn. Ten aanzien van de verzochte vormen van verplichte zorg geeft de specialist aan dat het controleren op de aanwezigheid van middelen zowel thuis als in de [woongroep] erg lastig uitvoerbaar is. De zorgvorm het aanbrengen van beperkingen acht de specialist wel van belang omdat het daarmee beter mogelijk is om betrokkene thuis op te zoeken en hem te verplichten bij afspraken aanwezig te zijn. Dit is nodig zodat het toestandsbeeld van betrokkene in de gaten kan worden gehouden.
3.4
De vader benoemt dat het nu beter gaat met betrokkene dan vorig jaar. Toen was betrokkene erg ontregeld en gedroeg hij zich opvliegend en agressief. Betrokkene wil het liefst weer bij de vader gaan wonen en dat vindt de vader goed. De vader vindt het wel belangrijk dat betrokkene gaat werken aan het verbeteren van zijn spraak en in ook de thuissituatie zal worden begeleid. Verder geeft de vader aan dat betrokkene ervoor openstaat om weer in Stichting Emergis te worden opgenomen als hij een terugval krijgt.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 29 september 2023 is een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 29 maart 2024.
4.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Betrokkene is belast met een psychotische stoornis. Anders dan betrokkene ziet de rechtbank, gelet op de bevindingen in het dossier en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, geen aanleiding tot het in twijfel trekken van de gestelde diagnose.
4.3
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige immateriële schade, ernstige financiële schade, maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Het is de rechtbank gebleken dat betrokkene in het geval van een psychotische ontregeling vluchtgedrag vertoont en agressief wordt richting materieel en personen, met name richting gezinsleden. Ook ervaart betrokkene dan grootheids- of paranoïde wanen en is er sprake van hallucinaties.
4.4
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval diens gedrag als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.5
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling duidelijk aangegeven dat hij niet instemt met de inzet van de noodzakelijk geachte medicatie. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.6
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles.
Van de in het verzoek gevraagde overige vormen van verplichte zorg, te weten het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, is niet gebleken dat deze noodzakelijk zijn. Niet is gebleken dat deze zorg verplicht dient te worden opgelegd om het dreigend ernstig nadeel te voorkomen en/of dat betrokkene aan deze vormen van zorg niet vrijwillig meewerkt. De rechtbank neemt hierbij enerzijds in aanmerking dat zowel betrokkene als de vader achter de begeleiding vanuit het FACT-team in de thuissituatie staan en anderzijds dat het controleren op de aanwezigheid van middelen in de thuissituatie ongebruikelijk en praktisch onuitvoerbaar is. De rechtbank zal deze vormen van verplichte zorg dan ook afwijzen.
4.7
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.8
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.9
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank volgt het (subsidiaire) verweer van de advocaat en zal de zorgmachtiging verlenen voor de duur van zes maanden, met ingang van heden en tot en met 21 september 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,, geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.6 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
21 september 2024,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 4 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.