ECLI:NL:RBZWB:2024:2315

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/02/420271 / FA RK 24/1286
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Borm, rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1999. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die oorspronkelijk op 17 maart 2024 was opgelegd. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden in de accommodatie Stichting Emergis, waar de betrokkene momenteel verblijft. Tijdens de behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, een psychiater, en de ouders van de betrokkene.

De betrokkene heeft aangegeven niet langer in de instelling te willen blijven en dat hij goed kan functioneren als zijn medicatie goed is afgestemd. De advocaat heeft het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel betwist, verwijzend naar de psychische toestand van de betrokkene en de samenwerking met het FACT-team. De psychiater heeft aangegeven dat de betrokkene kwetsbaar is door een autismespectrumstoornis en dat er momenteel geen noodzaak is voor verlenging van de crisismaatregel, hoewel de ouders van de betrokkene overbelast zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor de duur van drie weken, tot en met 11 april 2024, met de opdracht om binnen deze termijn naar een passende verblijfslocatie te zoeken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420271 / FA RK 24/1286
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 21 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie Stichting Emergis te [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 18 maart 2024, ingekomen ter griffie op 18 maart 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 17 maart 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het politie informatierapport van 18 maart 2024;
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Goes tot het nemen van de crisismaatregel van 17 maart 2024;
- de medische verklaring van 17 maart 2024;
- het episode journaal van 17 maart 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam 1] , psychiater;
- [naam 2] , verpleegkundig specialist;
- de heer [naam 3] en mevrouw [naam 4] , ouders van betrokkene.
Tevens waren aanwezig [naam 5] , verpleegkundige en mevrouw [naam 6] , arts in opleiding, die niet zijn gehoord.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene benoemt tijdens de mondelinge behandeling dat hij niet langer in Stichting Emergis opgenomen wil blijven. Betrokkene legt uit dat het hem even te veel is geworden, maar hij wil graag weer naar huis. Daar kan hij goed functioneren als zijn medicatie goed is afgestemd en op tijd wordt aangevuld.
3.2
De advocaat bepleit afwijzing van het verzoek, mede gelet op het betoog van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling. Betrokkene wil graag weer naar huis en is ervan overtuigd dat dat ook weer kan als de medicatie goed wordt afgestemd. De advocaat benoemt verder dat het vermoeden van een psychische stoornis voldoende is aangetoond en dat betrokkene onder invloed van deze vermoedelijke stoornis de agressie over anderen, met name zijn vader, oproept, zoals tijdens de mondelinge behandeling ook gebeurt. Tot slot benoemt de advocaat dat betrokkene de samenwerking met het FACT-team niet optimaal vindt verlopen.
3.3
De psychiater benoemt dat het verzoek kan worden afgewezen. Betrokkene is belast met een autismespectrumstoornis en blijft als gevolg daarvan kwetsbaar voor ontregelingen. De afgelopen dagen is het toestandsbeeld van betrokkene al iets verbeterd door de structuur en duidelijke benadering op de afdeling. Tegelijkertijd bezorgen de andere patiënten op de afdeling betrokkene ook veel prikkels. De psychiater benoemt voorts dat de ouders van betrokkene vanwege de problematiek van betrokkene ernstig overbelast zijn geraakt. Er moet echter toch weer een moment komen dat betrokkene terugkeert naar huis en er is nu geen noodzaak aanwezig om de crisismaatregel te verlengen. De interactie tussen betrokkene en de vader leidt wel tot agressie, maar daar heeft de ambulant behandelaar aandacht voor en wordt de vader in ondersteund. De psychiater acht het met name van belang dat er een goede dagbesteding wordt gevonden voor betrokkene, zodat hij niet de hele dag thuis zit. Mocht de rechtbank het verzoek toewijzen, dan is buiten de verplichte opname geen verplichte zorg noodzakelijk, omdat betrokkene overal vrijwillig aan meewerkt.
3.4
De verpleegkundig specialist benoemt in aanvulling op de psychiater dat betrokkene veel baat heeft bij een directieve duidelijke benadering en betrokkene vanwege de structuur, medicatie en begrenzingen in Stichting Emergis al wat tot rust is gekomen en stabieler is geworden. Ondanks de zorgen in de thuissituatie, is er thans geen reden om de crisismaatregel voort te zetten. Daarbij komt dat er in de thuissituatie al erg veel instanties zijn betrokken en ambulante hulp wordt verleend. De specialist benoemt voorts dat er wordt gekeken naar een geschikte beschermde woonvorm voor betrokkene, maar dit kan niet op korte termijn worden gerealiseerd.
3.5
De moeder geeft aan dat de problematiek van betrokkene tot veel stress leidt en veel irritaties oproept bij de vader. Met name gedurende de nachten is betrokkene erg onrustig. De vader draait bovendien erg snel door. De moeder legt uit dat de vader betrokkene vorige week bijna met een pan op zijn hoofd heeft geslagen. Er is op dit moment echter geen andere plek waar betrokkene naartoe zou kunnen gaan en daar wordt ook nog niet naar gezocht.
3.6
De vader stelt dat de thuissituatie onhoudbaar is geworden en dat hij niet meer voor zichzelf instaat als betrokkene weer thuiskomt. Hij heeft bovendien niets aan het FACT-team en wordt telkens doorgestuurd naar de politie.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van de gemeente Goes van 17 maart 2024 is ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel genomen. Op basis daarvan is betrokkene opgenomen en verblijft hij momenteel in de accommodatie Stichting Emergis te [locatie] , op de [afdeling].
4.2
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, overige DSM-5 stoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn. Dit is door of namens betrokkene niet betwist.
4.3
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. De rechtbank begrijpt dat het toestandsbeeld van betrokkene sinds zijn verplichte opname in Stichting Emergis al wat stabieler is geworden en betrokkene aldaar wat meer rust ervaart vanwege de structuur, begrenzingen en duidelijke benadering. Tegelijkertijd constateert de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling dat betrokkene nog erg overprikkeld overkomt (huilen, schreeuwen, smeken, continu door anderen heen praten), mogelijk nog psychotische kenmerken vertoont en de ouders van betrokkene overduidelijk ernstig zijn overbelast. Daarnaast is het de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat niet alleen de interacties tussen betrokkene en de vader maar ook de aanwezigheid van hen in één ruimte, hen beiden zodanig veel stress, agressie en onrust opleveren dat er naar het oordeel van de rechtbank een reële kans bestaat op agressieve escalaties, met alle gevolgen van dien. Uit hetgeen de moeder naar voren heeft gebracht, blijkt immers dat de vader betrokkene vorige week bijna met een pan op zijn hoofd heeft geslagen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling duidelijk laten weten dat hij niet meer voor zichzelf instaat als zijn zoon thuis komt. Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat de thuissituatie blijkens de stukken eerder door onder meer de politie onveilig en onhoudbaar werd geacht. Gelet daarop acht de rechtbank het onverantwoord om betrokkene op dit moment weer naar huis te laten gaan.
4.4
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
4.5
De rechtbank is derhalve van oordeel dat anders dan de in de crisismaatregel genoemde zorg, de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden, te weten:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek
van de vader;
- het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de psychiater tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat betrokkene zich niet tegen deze zorgvormen verzet.
4.6
Betrokkene verzet zich tegen de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene niet langer in Stichting Emergis opgenomen wil blijven.
4.7
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.8
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.9
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, voor de verzochte duur van drie weken, met ingang van heden en tot en met 11 april 2024. De rechtbank heeft ter zitting betrokkene, zijn ouders en de hulpverlening in overweging gegeven binnen die termijn op zoek te gaan naar een passende verblijfslocatie voor betrokkene.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
11 april 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 4 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.