ECLI:NL:RBZWB:2024:2316

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/02/420368 / FA RK 24/1329
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Borm, rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 2004. De officier van justitie had op 20 maart 2024 verzocht om verlenging van de crisismaatregel die op 19 maart 2024 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een psychiater, een behandelaar en haar moeder. De betrokkene gaf aan zich slecht te voelen en niet in de accommodatie te willen blijven, terwijl de psychiater en behandelaar de noodzaak van voortzetting van de crisismaatregel benadrukten vanwege de kwetsbaarheid van de betrokkene en het risico op suïcidaliteit.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, wat voortvloeit uit haar psychische stoornis. De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstige nadeel af te wenden. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, tot en met 11 april 2024, en bepaalde dat de maatregelen zoals genoemd in de beschikking konden worden getroffen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter Borm en is op 4 april 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420368 / FA RK 24/1329
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 21 maart 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
thans verblijvende in de accommodatie Stichting Emergis te [locatie],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 20 maart 2024, ingekomen ter griffie op 20 maart 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 19 maart 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Goes tot het nemen van de crisismaatregel van 19 maart 2024;
- de medische verklaring van 19 maart 2024;
- het episode journaal van 19 maart 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1], psychiater
via telefonisch horen;
- mevrouw [naam 2], behandelaar vanuit de [zorgbegeleiding];
- mevrouw [naam 3], moeder van betrokkene.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene benoemt tijdens de mondelinge behandeling dat het op dit moment nog niet beter met haar gaat. Zij voelt zich slecht en wil het liefst niet in Stichting Emergis opgenomen blijven. Zij erkent wel dat het terecht is dat men zich nu zorgen om haar veiligheid maakt.
3.2
De advocaat bepleit afwijzing van het verzoek. Betrokkene wil het liefst weer naar huis en wil geen machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. De advocaat benoemt voorts dat er bij betrokkene sprake is van een vermoeden van een psychische stoornis. Daar is betrokkene open en eerlijk over. De advocaat licht toe dat het betrokkene af en toe te zwaar wordt als er veel onduidelijkheid is en haar negatieve gedachten de overhand krijgen. Dat was afgelopen week het geval. Betrokkene ziet echter nog voldoende mogelijkheden om verder te gaan en zich in te zetten voor het EMDR-traject. Zij hoopt daar snel meer duidelijkheid over te krijgen en hoopt dat dit traject haar verder gaat helpen.
3.3
De psychiater benoemt dat betrokkene is belast met PTSS, trauma’s, persoonlijkheidsproblematiek en mogelijk ook autisme. Als gevolg daarvan is er sprake van terugkerende suïcidaliteit. De psychiater benoemt dat betrokkene eerder in het ziekenhuis moest worden opgenomen na een intoxicatie en het innemen van bleekwater. Dit is zeer schadelijk en erg onveilig. Betrokkene heeft ook straatvrees en durft niet naar buiten te gaan. Volgens de psychiater is betrokkene erg kwetsbaar en moet zij in Stichting Emergis worden opgenomen om haar veiligheid te kunnen waarborgen. Dat lukt niet op vrijwillige basis en daarom is een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel nodig. Voor wat betreft de verplichte vormen van zorg geeft de psychiater aan dat het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en andere medische handelingen en therapeutische maatregelen nodig zijn, evenals het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie. Ook het onderzoeken aan kleding en lichaam en het onderzoeken op de aanwezigheid van gevaarlijke vormen zijn aan de orde. De overige verzochte vormen van verplichte zorg zijn niet nodig.
3.4
De behandelaar acht de verlenging van de crisismaatregel noodzakelijk om de veiligheid van betrokkene te waarborgen. De behandelaar licht toe dat de diagnostiek van betrokkene is afgerond en er psycho educatie voor betrokkene is opgestart. Betrokkene maakt zichtbaar stappen, maar heeft met momenten een terugval. Dat is nu ook het geval doordat er trauma’s naar boven zijn gekomen nadat betrokkene haar intake voor EMDR heeft gehad. De behandelaar legt uit dat betrokkene ’s nachts enorm moet vechten, waardoor zij overdag geen reserve heeft en moeilijk grip kan houden op zichzelf of keuzes kan maken die goed voor haar zijn. Verder was er de afgelopen maanden sprake van een goede samenwerking en geeft betrokkene veel openheid over wat er in haar hoofd omgaat.
3.5
De moeder benoemt dat [betrokkene] is gediagnosticeerd met autisme. [betrokkene] zit op dit moment erg slecht in haar vel en moet daarom tegen haarzelf in bescherming worden genomen. Er is sinds de opname nog geen verbetering in het toestandsbeeld van [betrokkene] opgetreden.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van de gemeente Goes van 19 maart 2024 is ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel genomen. Op basis daarvan is betrokkene opgenomen en verblijft zij momenteel in de accommodatie Stichting Emergis te [locatie].
4,2 Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen). Dit is door of namens betrokkene niet betwist.
4.3
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene onder invloed van de bovengenoemde stoornis meermaals heeft geprobeerd om zichzelf van het leven te beroven.
4.4
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
4.5
De rechtbank is derhalve van oordeel dat anders dan de in de crisismaatregel genoemde zorg, de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden, te weten:
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het onderzoeken aan kleding of lichaam;
- het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gevaarlijke voorwerpen;
- het opnemen in een accommodatie;
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de psychiater tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
4.6
Betrokkene verzet zich tegen de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg. Uit de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling leidt de rechtbank af dat betrokkene naar huis wil en niet langer in Stichting Emergis opgenomen wil blijven en behandeld wil worden.
4.7
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.8
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.9
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, voor de verzochte duur van drie weken, met ingang van heden en tot en met 11 april 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
11 april 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 4 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.