Uitspraak
2.De verzoeken
3.De beoordeling
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind (lichte interventie);
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
- er is inzicht in de mogelijkheden/belemmeringen van beide ouders en de hulp die nodig is om een stabiele opvoedsituatie voor het kind te realiseren (binnen de scheidingssituatie);
De resultaten zijn ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is aan deze beschikking gehecht. Ten aanzien van het verdere verloop van het traject overweegt de rechtbank als volgt.
Tussen partijen is inmiddels een bodemprocedure aanhangig, bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/420577 FA RK 24-1436.
Voor het doorlopen van een hulpverleningstraject wordt standaard een termijn van zes maanden aangehouden. Gelet hierop verzoekt de rechtbank het loket om de volledige UHA-rapportage uiterlijk op 1 oktober 2024 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, in de hiervoor genoemde bodemprocedure in te brengen. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
- Welke zorgregeling door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
‘Woonlasten voormalige echtelijke woning als niet verwijtbare en niet vermijdbare last’opgenomen, dat als een onderhoudsplichtige de lasten van de (voormalige) echtelijke woning (gedeeltelijk) betaalt en de onderhoudsgerechtigde in die woning woont, het woonbudget voor beiden wordt aangepast door de werkelijke woonlasten in aanmerking te nemen: voor degene die in de voormalige echtelijke woning woont: zijn aandeel in die last; voor degene die de woning heeft verlaten: de eigen werkelijke woonlasten en daarnaast zijn of haar aandeel in de lasten van de (voormalige) echtelijke woning.
4.De beslissing
1 oktober 2024, of zoveel eerder als mogelijk is, in de
bodemprocedurebekend onder zaaknummer
C/02/420577 FA RK 24-1436de rapportage over het verloop en het resultaat van het (jeugd)hulpverleningstraject ter griffie in te dienen;