In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 april 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2020 beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een aanslag opgelegd van € 1.476,46 voor het ter beschikking hebben van een gemeubileerde woning in Schouwen-Duiveland. Belanghebbende, die zijn hoofdverblijf buiten de gemeente heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 behandeld, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door zijn broers en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door een gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd. De forensenbelasting is bedoeld voor personen die een woning in de gemeente bezitten zonder daar ingeschreven te zijn. De regelgeving van de gemeente stelt dat belasting wordt geheven van natuurlijke personen die meer dan 90 dagen per jaar een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Belanghebbende voerde aan dat hij en zijn broers gezamenlijk gebruik maken van de woning, maar de rechtbank oordeelt dat de woning in 2020 meer dan 90 dagen ter beschikking is gehouden, wat in strijd is met de voorwaarden van de bemiddelingsovereenkomst die zij met de verhuurorganisatie hebben gesloten.
De rechtbank wijst erop dat de feitelijke gang van zaken en de uitvoering van de overeenkomst niet in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag gehandhaafd blijft. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.