ECLI:NL:RBZWB:2024:2379

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
C/02/407693 / HA ZA 23-157 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar non-conformiteit van een boot

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 10 april 2024 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over de non-conformiteit van een boot, waarbij de rechtbank heeft besloten een deskundige aan te stellen om onderzoek te doen naar de gebreken van de boot. Dit besluit volgde op een tussenvonnis van 10 januari 2024, waarin de rechtbank het noodzakelijk achtte om deskundigenonderzoek te laten verrichten. De heer [deskundige] is benoemd als deskundige, en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun opmerkingen over de voorgestelde deskundige en de vraagpunten te geven. Zowel [eiser] als [gedaagde] hebben geen bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de deskundige of de hoogte van het voorschot op de kosten van het onderzoek. De rechtbank heeft het voorschot vastgesteld op € 1.381,10 (exclusief BTW) en bepaald dat [eiser] dit bedrag moet overmaken. De deskundige zal binnen drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport indienen. De rechtbank heeft ook benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De zaak is aangehouden in afwachting van de resultaten van het deskundigenonderzoek, en verdere beslissingen zullen worden genomen na ontvangst van het rapport.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/407693 / HA ZA 23-157
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B. Legierse te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R.S. Ariëns te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 10 januari 2024 en de daarin genoemde stukken,
– de akte na tussenvonnis van de zijde van [eiser] ,
– de akte na tussenvonnis van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 10 januari 2024 heeft de rechtbank het noodzakelijk geacht om een deskundige onderzoek te laten doen naar de gebreken en heeft de rechtbank de
heer [deskundige] re als deskundige aan partijen voorgesteld. Partijen zijn in de
gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de voorgestelde deskundige, de aan de deskundige voor te leggen vraagpunten en de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige, dat naar het oordeel van de rechtbank door [eiser] moet worden betaald.
2.2.
[eiser] heeft bij akte geen bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde deskundige, de aan hem voor te leggen vraagpunten en de hoogte van het door hem te betalen voorschot op de kosten van de deskundige en heeft zich ter zake gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
[gedaagde] heeft bij akte geen bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde deskundige en de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige. Ten aanzien van de aan de deskundige voor te leggen vraagpunten heeft [gedaagde] de rechtbank verzocht daaraan de navolgende twee vragen toe te voegen:
7. In hoeverre is bij het onderzoek naar de gebreken van belang dat de boot sinds
begin september 2022 niet meer is gebruikt en op het droge is gestald?
8. Heeft u nog overige opmerkingen die relevant zijn voor het geschil tussen partijen.
2.4.
De rechtbank zal het deskundigenbericht bevelen. De rechtbank zal de heer [deskundige] re benoemen tot deskundige en de hoogte van het voorschot op de kosten van deze deskundige vaststellen op het in de offerte van deze deskundige vermelde bedrag, nu partijen daartegen geen bezwaar hebben gemaakt. [eiser] zal zorgdragen voor deponering van dit voorschot.
2.5.
De rechtbank zal het verzoek van [gedaagde] om de vraagpunten aan te vullen in de
door hem gewenste zin toestaan met dien verstande, dat de vraag onder punt 8 zal worden geherformuleerd zoals hierna in de beslissing omschreven.
2.6.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan
het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken
zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen
niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden
acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.7.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en
verzoeken aan de deskundige doet toekomen, moet hij daarvan terstond afschrift aan
de wederpartij te verstrekken.
2.8.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan.
2.9.
In afwachting van de resultaten van het deskundigenonderzoek zal iedere verdere
beslissing worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de navolgende vragen:
1. Kan met de boot probleemloos veilig worden deelgenomen aan het (water)verkeer?
2. Als het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt; wat zijn de gebreken die
maken dat met de boot niet probleemloos veilig kan worden deelgenomen
aan het (water)verkeer?
3. Erkent u de door Boot-Check geconstateerde gebreken als gebreken die met
zich brengen dat niet veilig met de boot kan worden gevaren?
4. Kunnen alle gebreken worden gerepareerd?
5. Hoeveel kosten zijn gemoeid met de reparatie van alle gebreken?
6. Welke van deze gebreken zijn redelijkerwijs zichtbaar geweest of hadden
opgemerkt kunnen worden bij een onderwaterinspectie en een proefvaart? Als deze gebreken zijn opgegeven bij de gebreken die gerepareerd kunnen worden, welke kosten zijn hiermee dan gemoeid?
7. In hoeverre is bij het onderzoek naar de gebreken van belang dat de boot
sinds begin september 2022 niet meer is gebruikt en op het droge is gestald?
8. Heeft u verder nog opmerkingen die van belang kunnen zijn bij beoordeling van de zaak?
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer [deskundige] re
[B.V.]
[adres]
[postcode] [plaats 3]
[e-mailadres]
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.381,10 (exclusief BTW),
3.4.
bepaalt dat [eiser] het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [eiser] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige moet doen
toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de
Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of
desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling
van het voorschot moet aanvangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen
met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot
niet toereikend blijkt te zijn
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid
moet bieden dit onderzoek bij te wonen, indien slechts één partij, althans niet alle
partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de
deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd
om bij dat onderzoek aanwezig te zijn en dat uit het rapport moet blijken dat
hieraan is voldaan,
- indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest,
uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke
verzoeken zij hebben gedaan en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd.
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten
verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang moeten
verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de
deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat
partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige
opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het
definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de
reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken moeten reageren op het concept-rapport
van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de
deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar
aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 2 oktober 2024,
3.14.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is
ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn
van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van
[eiser] op een termijn van vier weken,
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.