Op 5 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank behandelde het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Betrokkene, geboren in 1973, verblijft momenteel in de accommodatie GGZ Breburg en staat open voor zorg, hoewel zijn herstel nog pril is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat betrokkene in het verleden zich heeft verzet tegen noodzakelijke zorg.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2024 zijn betrokkene en zijn advocaat, mr. G.J. Woodrow, gehoord, evenals een psychiater. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn stoornis leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid, toegewezen, maar de verzoeken om opname in een accommodatie en insluiting afgewezen, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht op korte termijn.
De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid tot periodiek contact met het ambulante team (FACT). De beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Dun en is op 16 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.