ECLI:NL:RBZWB:2024:2410

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/02/420728 / JE RK 24-542
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp met toetsmoment voor kwetsbare minderjarige na incidenten in open groep

Op 2 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009, in een kwetsbare positie verkeert en dat er in korte tijd veel incidenten hebben plaatsgevonden tijdens haar verblijf op een open groep. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar gezien de recente incidenten, waaronder drugsgebruik en weglopen, is besloten om de gesloten plaatsing voort te zetten.

De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 8 november 2024. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel [minderjarige] als haar vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De moeder is niet verschenen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmeren. Er zijn zorgen over haar seksuele veiligheid, basiszorg en middelengebruik, en de kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de GI een machtiging te verlenen voor een periode van drie maanden, tot 6 juli 2024, met de mogelijkheid tot een tussentijds toetsmoment. De kinderrechter heeft benadrukt dat er maatwerk moet worden geboden aan [minderjarige] en dat zij niet opnieuw het gehele traject binnen de geslotenheid hoeft te doorlopen, gezien haar recente ervaringen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een schriftelijk verslag van de GI verwacht wordt over de voortgang van de behandeling en de verloven van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/420728 / JE RK 24-542
Datum uitspraak: 2 april 2024
beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat: mr. I.A.C. Cools te Tilburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 27 maart 2024, ingekomen bij de griffie op 27 maart 2024;
- het e-mailbericht met bijlagen van de GI van 2 april 2024, waaronder de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 2 april 2024.
1.2
Op 4 april 2024 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord;
- [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de moeder niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

2.De feiten

2.1
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
Bij beschikking van 2 november 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 8 november 2023 tot 8 november 2024. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
2.3
Bij beschikking van 20 november 2023 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 6 december 2023, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek. Vervolgens heeft de kinderrechter bij beschikking van 30 november 2023 een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 6 december 2023 tot 6 april 2024.
2.4
Na enkele dagen op de open groep van Sterk Huis te [plaats 1] te hebben verbleven, terwijl de voormelde gesloten machtiging was geschorst, verblijft [minderjarige] nu, op grond van voormelde machtiging die tot 6 april 2024 loopt, weer bij [zorgorganisatie] te [plaats 2] op een gesloten groep.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt - naar de kinderrechter begrijpt aansluitend op de reeds lopende machtiging - haar een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 8 november 2024.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Namens de GI wordt, ter onderbouwing van het verzoek, samengevat, het volgende aangevoerd. [minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat makkelijk te beïnvloeden is. Zij is na een verblijf op een gesloten groep bij [zorgorganisatie] geplaatst op de open groep bij Sterk Huis, maar daar ging het snel mis. [minderjarige] heeft drugs gebruikt, is daar weggelopen en heeft verkeerde beslissingen gemaakt. [minderjarige] is niet alleen weggelopen, maar zij is toen ook uit contact getreden. Niet bekend was waar zij verbleef en met wie. Nu is zij weer terug bij [zorgorganisatie] op de gesloten groep. De GI had de hoop dat een gesloten plaatsing niet meer nodig zou zijn, reden waarom eerder aan de rechtbank is verzocht om na afloop van de gesloten machtiging een voorwaardelijke machtiging te verlenen. Gelet op de recente situatie is dat verzoek door de GI ingetrokken. Gezien de kwetsbaarheid van [minderjarige] , haar houding op de groep en het niet open staan voor adviezen, maakt dat Sterk Huis nu geen vertrouwen heeft in een traject voor [minderjarige] in een open setting. De GI verzoekt de gesloten machtiging te laten duren voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 8 november 2024. Dit is nodig omdat de behandeling van [minderjarige] binnen het gesloten kader plaats moet vinden. Er moet een nieuw plan van aanpak worden gemaakt. Het idee is dat [minderjarige] haar verloven oppakt zoals deze waren. Zij hoeft niet opnieuw te beginnen met het opbouwen van verlof. Het reizen naar de moeder met het OV acht [zorgorganisatie] niet passend. Er moet samen met de moeder en de stiefvader een oplossing worden gevonden voor het vervoer van [minderjarige] . Een machtiging voor een kortere duur acht de GI niet passend gelet op de wachtlijsten die er zijn voor behandeltrajecten.

5.De standpunten van [minderjarige] en de vader

5.1
[minderjarige] , die apart en in het bijzijn van haar advocaat is gehoord, vertelt de kinderrechter dat zij gefrustreerd is over de situatie. Zij had gedacht dat zij na een korte time-out weer terug kon naar Sterk Huis. [minderjarige] is het niet eens met het verzoek en de duur van de verzochte machtiging vindt zij te lang. Dat [minderjarige] dingen heeft gedaan die niet kunnen en zij afspraken niet is nagekomen, wordt door haar niet ontkend. Zij wilde een ander meisje helpen en heeft zich daarbij niet aan afspraken met Sterk Huis gehouden. Zij heeft hiervan geleerd dat zij voortaan eerst aan zichzelf moet denken. [minderjarige] hoopt dat als zij gesloten moet blijven, zij haar verloven kan houden zoals deze waren en niet binnen [zorgorganisatie] alles opnieuw moet opbouwen. Zo ging [minderjarige] eerder in de weekenden twee dagen naar haar moeder. Dat is altijd goed gegaan.
5.2
Mr. Cools voert namens [minderjarige] , samengevat, aan dat [minderjarige] in eerste instantie een positieve lijn had ingezet, getuige het verzoek van een voorwaardelijke machtiging. Helaas is het toch fout gelopen. Dat had niet moeten gebeuren en dat weet [minderjarige] zelf ook. De machtiging wordt gevraagd voor de duur van zeven maanden. Dat is te lang. Er zijn zorgen en [minderjarige] heeft behandeling nodig, maar er moet haar wel duidelijkheid worden gegeven in wat zij kan verwachten. Bovendien lijkt de gedragswetenschapper er wat betreft de termijn ook dubbel in te staan, gelet op de inhoud van de laatste alinea van zijn instemmende verklaring. Mentaal gezien zal een machtiging voor de duur van zeven maanden veel met [minderjarige] doen. Zij dacht dat haar overplaatsing van Sterk Huis naar [zorgorganisatie] slechts een time-out zou zijn. Gelet op de zorgen die er zijn, zijn er nu geen andere optie dan het toewijzen van de machtiging. De te bepalen duur is echter essentieel. Het is van belang dat [minderjarige] zo snel mogelijk weet wat haar perspectief is en waarop er gedurende haar plaatsing wordt ingezet. Dat zij hulpverlening nodig heeft, is immers duidelijk. Benadrukt moet worden dat [minderjarige] niet opnieuw het gehele traject binnen de geslotenheid bij [zorgorganisatie] dient te doorlopen in het kader van verlof en het krijgen van een beeld van [minderjarige] . De advocaat bepleit een machtiging met een relatief beperkte duur, zodat er een vinger aan de pols kan worden gehouden.
5.3
De vader brengt, kort samengevat, dat hij het eens is met het verzoek. Het gaat van kwaad tot erger met [minderjarige] . Zij gaat van instantie naar instantie. De vader is het vertrouwen in [minderjarige] en de instanties kwijt. [minderjarige] komt met andere meisjes in aanraking die slecht voor haar zijn. De vader ziet helaas geen verandering bij [minderjarige] en dat betreurt hij. De vader is bang dat als [minderjarige] niet gesloten wordt geplaatst, de situatie uit de hand loopt.

6.De beoordeling

6.1
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
6.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat [minderjarige] in haar leven veel ingrijpende en onveilige gebeurtennissen heeft meegemaakt. Er zijn onder andere zorgen op het gebied van seksuele veiligheid, basiszorg en middelengebruik. [minderjarige] heeft veel wisselende opvoedsituaties en veel verschillende verblijfplaatsen gehad. Inmiddels is zij terug bij [zorgorganisatie] , na eerder ook te hebben verbleven bij Sterk Huis, [jeugdzorginstelling] , een gezinshuis, Amarant en [behandelcentrum] .
6.3
Op 18 maart 2024 is [minderjarige] , met een schorsing van de nog lopende gesloten machtiging, geplaatst op een open groep van Sterk Huis. Er is ingezet op stabilisatie en zij zou op de open groep een behandeling krijgen. In korte tijd hebben er diverse incidenten plaatsgevonden, zoals harddrugsgebruik op de groep, een poging tot weglopen waarbij de situatie is geëscaleerd en het weglopen waarbij [minderjarige] twee nachten is weggebleven en uit contact is getreden. De kinderrechter maakt zich ernstige zorgen over de situatie.
6.4
[minderjarige] heeft de kinderrechter verteld dat zij dingen heeft gedaan die niet hadden mogen gebeuren en geleerd te hebben van de situatie. Hoewel het erop lijkt dat [minderjarige] haar eigen aandeel in de situatie inziet, constateert de kinderrechter dat er eerder sprake is geweest van hetzelfde patroon. Ook bij haar eerdere plaatsing bij Sterk Huis, [behandelgroep] , liep [minderjarige] weg en begaf zich in onveilige situaties. De kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid van [minderjarige] blijft een terugkerend probleem. Met de advocaat ziet de kinderrechter dat [minderjarige] dringend behandeling nodig heeft en er op dit moment geen andere optie bestaat dan haar gesloten geplaatst te houden.
6.5
Het is de kinderrechter daarnaast gebleken dat het [minderjarige] onduidelijk is wat er van haar wordt verwacht. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat hierover bij de GI ook geen duidelijkheid bestaat. Hoewel de GI heeft toegezegd om [minderjarige] maatwerk te gaan bieden, heeft de GI geen zicht op de wachtlijsten voor de noodzakelijk geachte behandeling, dient er blijkbaar binnen [zorgorganisatie] een nieuw plan van aanpak te worden opgesteld en dient er nog te worden gekeken naar het vervoer van [minderjarige] van en naar de moeder. Gezien de door [minderjarige] genoemde onzekerheid over de behandeling en verloven, ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek van de GI toe te wijzen voor de duur van drie maanden, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek. Het resterende verzoek zal door deze kinderrechter worden behandeld op in het dictum te melden nieuwe mondelinge behandeling. De kinderrechter volgt daarmee de stelling van de advocaat dat er een vinger aan de pols nodig is. De kinderrechter wil monitoren wat de voortgang is met betrekking tot noodzakelijke behandeling van [minderjarige] , de verloven en de door haar opgebouwde vrijheden. Het kan immers niet zo zijn dat [minderjarige] weer helemaal overnieuw moet beginnen bij [zorgorganisatie] , met name niet nu er ‘slechts’ sprake was van een schorsing van de nog lopende gesloten machtiging. Daarnaast wenst de kinderrechter te toetsen in hoeverre [minderjarige] maatwerk wordt geboden, overeenkomstig de intentie van de GI. Aldus zal er sprake zijn van een tussentijds toetsmoment.
6.6
De kinderrechter verwacht van de GI
uiterlijk één week voor na te melden mondelinge behandelingeen schriftelijk verslag, onder gelijktijdige verzending daarvan aan de advocaat van [minderjarige] en de moeder, over:
- de actuele stand van zaken betreffende de plaatsing van [minderjarige] bij [zorgorganisatie] ;
- de stand van zaken ten aanzien van de ingezette hulpverlening en de behandeling van [minderjarige] , met daarbij een overzicht van de met [minderjarige] gemaakte afspraken, dan wel een plan van aanpak;
- de stand van zaken ten aanzien van de verloven en vrijheden van [minderjarige] , waaronder het verloop van de verloven bij de moeder;
- het standpunt van de GI over het resterende deel van het verzoek.
6.7
Indien en voor zover de GI het resterende deel van het verzoek handhaaft, wordt de GI óók verzocht
uiterlijk één week voor na te melden mondelinge behandelingeen actuele instemmingsverklaring van een onafhankelijk gedragswetenschapper aan de kinderrechter toe te zenden, onder gelijktijdige verzending daarvan aan de advocaat van [minderjarige] en de moeder.
6.8
De kinderrechter merkt volledigheidshalve op dat de nieuwe mondelinge behandeling is gepland in overleg met de advocaat van [minderjarige] .
Tot slot
6.9
De kinderrechter geeft de GI nog mee dat zij uitgaat van de intentie dat [minderjarige] zo veel als mogelijk maatwerk wordt geboden. In de visie van de kinderrechter betekent dit dat [minderjarige] , zodra het vervoersprobleem is opgelost, direct weer start met de verloven en vrijheden zoals deze ten tijde van haar vorige gesloten plaatsing waren én zij niet opnieuw een traject hoeft te doorlopen om te kijken welke hulpverlening c.q. behandeling ingezet moet worden. De periode van een nieuwe kennismaking met [minderjarige] kan immers worden overgeslagen, nu zij slechts 1,5 week bij Sterk Huis heeft verbleven. Verondersteld mag worden dat [zorgorganisatie] kennis heeft van de situatie en er reeds in een eerder stadium is nagedacht over de voor [minderjarige] benodigde hulpverlening en behandeling.
6.1
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 april 2024 tot 6 juli 2024;
7.2
houdt het resterende deel van het verzoek van de GI aan tot de nadere mondelinge behandeling van
[datum] 2024 te [uur]bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
7.3
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking
geldt als oproepingvoor die mondelinge behandeling voor de GI, [minderjarige] en haar advocaat, en de moeder;
7.4
bepaalt dat de vader door de griffier bij separate brief wordt opgeroepen;
7.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024 door mr. Van Triest, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.