Op 2 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009, in een kwetsbare positie verkeert en dat er in korte tijd veel incidenten hebben plaatsgevonden tijdens haar verblijf op een open groep. De kinderrechter heeft eerder al een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar gezien de recente incidenten, waaronder drugsgebruik en weglopen, is besloten om de gesloten plaatsing voort te zetten.
De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 8 november 2024. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel [minderjarige] als haar vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De moeder is niet verschenen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmeren. Er zijn zorgen over haar seksuele veiligheid, basiszorg en middelengebruik, en de kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de GI een machtiging te verlenen voor een periode van drie maanden, tot 6 juli 2024, met de mogelijkheid tot een tussentijds toetsmoment. De kinderrechter heeft benadrukt dat er maatwerk moet worden geboden aan [minderjarige] en dat zij niet opnieuw het gehele traject binnen de geslotenheid hoeft te doorlopen, gezien haar recente ervaringen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een schriftelijk verslag van de GI verwacht wordt over de voortgang van de behandeling en de verloven van [minderjarige].