ECLI:NL:RBZWB:2024:2427
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 12 april 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een woning gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 523.000 per 1 januari 2021. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 502.000. De belanghebbende is het niet eens met deze waardebepaling en stelt dat de waarde maximaal € 312.428 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 1 maart 2024 de zaak behandeld, maar de belanghebbende was niet aanwezig, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de objectkenmerken en de erfdienstbaarheid. De waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopopbrengst van vergelijkbare woningen is gebruikt. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar de verschillen adequaat heeft onderbouwd. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende komt niet in aanmerking voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.