ECLI:NL:RBZWB:2024:2440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
BRE 23/3149 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van een Ziektewet-uitkering en de geschiktheid van functies voor de eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Het UWV had op 2 juni 2022 besloten om de ZW-uitkering van eiser te beëindigen per 3 juli 2022, en dit besluit werd in een later bezwaar bevestigd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.G. Hage, betwistte de beslissing van het UWV, waarbij het UWV stelde dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de zaak op 12 februari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft eerder als bandenmonteur gewerkt en heeft zich ziek gemeld vanwege klachten aan zijn linkerhand. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd, maar twijfelt aan de geschiktheid van de functies die aan eiser zijn voorgelegd. De rechtbank heeft met name twijfels over de functie van productiemedewerker, omdat deze functie repetitieve handelingen vereist die eiser mogelijk niet kan uitvoeren vanwege zijn beperkingen. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen vier weken.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde zijn. Deze tussenuitspraak is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3149 ZW

uitspraak van 12 april 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. J.G. Hage
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Rotterdam), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het UWV heeft met het besluit van 2 juni 2022 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 3 juli 2022.
Met het bestreden besluit van 25 april 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde. Namens het UWV was mr. W. Smith aanwezig.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

1. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en
of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
2. De rechtbank is van oordeel dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiser is eerder werkzaam geweest als bandenmonteur. Vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangt, heeft hij zich op 13 februari 2021 ziek gemeld vanwege klachten aan zijn linkerhand. Het UWV heeft aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiser in staat is om passende arbeid te verrichten.
4 Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
6. De primaire arts heeft gerapporteerd dat er sprake is van persisterende neuropathie van twee vingers, gepaard gaande met verminderde tastzin. Dit geeft een aanzienlijke beperking in het gebruik van de linkerhand en -pols. Eiser wordt daarom beperkt geacht voor dynamische handelingen. Er worden onder andere beperkingen aangenomen voor handgebruik links voor wat betreft kracht, repetitieve, fijn motorische en schroefbewegingen, tillen, dragen en tastzin.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 mei 2022.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien tijdens de hoorzitting op 17 april 2023. Aansluitend heeft hij nog een medisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat de primaire arts tot een plausibel en consistent oordeel is gekomen ten aanzien van de belastbaarheid. Wegens de klachten van de hand en pols links zijn beperkingen aangegeven. Er zijn in bezwaar geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die maken dat tot een andere conclusie moet worden gekomen.
7. Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsartsen de mogelijkheden ten aanzien van zijn linkerarm en linkerhand te rooskleuring inschatten. Eiser heeft chronische pijn aan zijn linkerhand, vooral bij steeds dezelfde beweging. Ook heeft hij minder kracht en verminderde tastzin aan deze hand. Zijn linkerhand en ook zijn arm blokkeren regelmatig. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij geen klachten van zijn arm heeft, maar dat het gaat om klachten aan zijn linkerhand en -pols.
8. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de (verzekerings)artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten aan zijn linkerhand en -pols. Zowel de primaire arts als de verzekeringsarts b&b hebben de linkerhand en -pols van eiser onderzocht. Uit die onderzoeken is gebleken dat eiser beperkingen heeft aan zijn linkerhand en -pols, maar ook dat alle handgrepen op zich wel mogelijk zijn. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b afdoende heeft toegelicht waarom de vastgestelde beperkingen in de FML op het vlak van dynamische handelingen voldoende recht doen aan de bevindingen uit het lichamelijk onderzoek. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. De enkele stelling van eiser ter zitting dat hij zijn linkerhand feitelijk niet kan gebruiken is daartoe onvoldoende. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te vragen advies uit te brengen. Bij de verdere beoordeling zal de rechtbank daarom uitgaan van de belastbaarheid zoals deze is neergelegd in de FML van 11 mei 2022.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), receptionist (Sbc-code 315120) en parking host (Sbc-code 261011).
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat twee van deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat hij gelet op zijn beperkingen aan zijn linkerhand en -arm geen schroeven kan indraaien. Ook is hij niet in staat te werken met een computer en toetsenbord. De functies van productiemedewerker en receptionist zijn daarom niet geschikt. Ter zitting heeft eiser nog toegelicht dat in de functie productiemedewerker sprake is van repetitieve handelingen, die hij niet kan verrichten.
5.3
Het UWV heeft verwezen naar de toelichting van de arbeidsdeskundige (b&b) bij de geduide functies. Ter zitting is nog gesteld dat in de functie productiemedewerker de schroef niet vastgehouden hoeft te worden, zodat eiser zijn linkerhand niet hoeft te gebruiken.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is toegelicht dat eiser de functie van receptionist kan verrichten. In deze functie komt in beperkte mate het gebruik van een computer met een toetsenbord voor. Eiser wordt in staat geacht een toetsenbord te kunnen bedienen, zij het dat een beperking in snelheid is gegeven vanwege zijn beperkingen in de linkerhand. De arbeidsdeskundige heeft voldoende toegelicht dat in deze functie snelheid in de bediening van het toetsenbord van minder of geen belang is. Deze functie is daarom terecht als passend aangemerkt door de arbeidsdeskundige b&b.
5.5
Ten aanzien van de functie parkinghost heeft eiser geen gronden naar voren gebracht. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om aan de passendheid van deze functie te twijfelen.
5.6
Met betrekking tot de functie productiemedewerker heeft de rechtbank wel twijfels of deze passend is voor eiser. Daarbij is betrokken dat uit de functiebeschrijving blijkt dat onderdelen (waaronder schroefjes) in bakjes worden aangeleverd en deze handmatig dienen te worden gemonteerd/geschroefd in deelproducten. Hieruit lijkt te volgen dat, anders dan door het UWV ter zitting is gesteld, eiser het schroefje zal moeten vasthouden om het in te kunnen draaien. Hij zal daarbij zijn beperkte linkerhand moeten gebruiken. Hoewel eiser in staat is om met links de pincetgreep uit te voeren (waardoor hij de schroef kan vasthouden), wordt hij voor links ook beperkt geacht voor repetitieve handelingen. Bij de beschreven belasting in deze functie blijkt weliswaar niet dat er sprake is van repetitieve handelingen, maar gelet op de functiebeschrijving en de aard van productiewerk (handmatig samenstellen van (half)producten met behulp van pneumatisch of elektrisch handgereedschap) heeft de rechtbank hierover twijfels. Het is immers inherent aan productiewerk dat er veelvuldig dezelfde handelingen moeten worden verricht. Uit de functiebeschrijving blijkt verder dat voornamelijk met de handen moet worden gewerkt en dat er per dag 15 tot 130 apparaten of deelproducten worden geproduceerd. Gelet hierop heeft de rechtbank behoefte aan een nadere beschrijving door de arbeidskundig analist van de functie ten aanzien van het aspect repetitieve handelingen en dan met name in relatie tot die handelingen waarbij eiser zijn linkerhand (als ondersteuning) moet gebruiken. Nu een dergelijke beschrijving ontbreekt, lijdt het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
Mogelijkheid tot herstel
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om alsnog de arbeidskundig analist een nadere toelichting te laten gegeven op het aspect repetitieve handelingen in relatie tot de te monteren onderdelen (waaronder het indraaien van de schroeven). Ook zal moeten worden toegelicht in hoeverre de te monteren onderdelen met één hand kunnen worden gemonteerd of dat daarbij twee handen nodig zijn. Daarna zal de arbeidsdeskundige moeten beoordelen of de functie, rekening houdend met die toelichting, passend is voor eiser. Voor zover de functie bij nader inzien niet passend is, zal het UWV moeten beoordelen wat dit voor consequenties heeft voor het bestreden besluit. De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
7. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op 4 weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen 4 weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 12 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.