ECLI:NL:RBZWB:2024:2440
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van een Ziektewet-uitkering en de geschiktheid van functies voor de eiser
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Het UWV had op 2 juni 2022 besloten om de ZW-uitkering van eiser te beëindigen per 3 juli 2022, en dit besluit werd in een later bezwaar bevestigd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.G. Hage, betwistte de beslissing van het UWV, waarbij het UWV stelde dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de zaak op 12 februari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft eerder als bandenmonteur gewerkt en heeft zich ziek gemeld vanwege klachten aan zijn linkerhand. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd, maar twijfelt aan de geschiktheid van de functies die aan eiser zijn voorgelegd. De rechtbank heeft met name twijfels over de functie van productiemedewerker, omdat deze functie repetitieve handelingen vereist die eiser mogelijk niet kan uitvoeren vanwege zijn beperkingen. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen vier weken.
De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde zijn. Deze tussenuitspraak is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze uitspraak.