ECLI:NL:RBZWB:2024:2454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
BRE 23/1910
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing wegens schending van het hoorrecht in belastingzaak

Op 15 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de belastingzaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, die op 10 februari 2023 een naheffingsaanslag omzetbelasting had opgelegd aan de belanghebbende voor het derde kwartaal van 2022, samen met een verzuimboete. De rechtbank heeft op 28 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren.

Tijdens de zitting is overeengekomen dat de inspecteur het hoorrecht heeft geschonden, wat heeft geleid tot de beslissing van de rechtbank om de zaak terug te wijzen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. De inspecteur is opgedragen om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar van de belanghebbende, waarbij deze op de juiste wijze in de gelegenheid moet worden gesteld om te worden gehoord. De belanghebbende heeft aangegeven dat hij een teruggaafverzoek zal indienen bij de belastingdienst, dat gelijktijdig met het horen in deze zaak besproken kan worden.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 184 aan de belanghebbende moet vergoeden, evenals een verletkostenvergoeding van € 102,85 voor het bijwonen van de zitting. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, in aanwezigheid van griffier mr. J.H.M. van Ooijen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1910

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 10 februari 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het derde kwartaal van 2022 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd met aanslagnummer [aanslagnummer] F.02.2270. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur een verzuimboete opgelegd.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, drs. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en mr. drs. [inspecteur 3] .

Feiten en beoordeling door de rechtbank

2. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat terugwijzing naar de inspecteur moet volgen, omdat de inspecteur het hoorrecht heeft geschonden. De rechtbank zal in overeenstemming daarmee beslissen.
2.1.
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en wordt de uitspraak op bezwaar vernietigd. De rechtbank zal de inspecteur opdragen opnieuw op het bezwaar van belanghebbende te beslissen, nadat hij belanghebbende alsnog op de juiste wijze in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. Belanghebbende heeft ter zitting aangegeven dat hij een teruggaafverzoek met bewijsstukken zal indienen bij de belastingdienst. Partijen hebben afgesproken dat dat teruggaafverzoek voor zover nodig gelijktijdig met het horen in deze zaak besproken kan worden.
2.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat belanghebbende in dit verband recht heeft op een verletkostenvergoeding van € 102,85 [1] voor het bijwonen van de zitting. De rechtbank ziet geen aanleiding partijen daar niet in te volgen. Gelet daarop wordt de inspecteur veroordeeld de verletkosten te vergoeden tot een bedrag van € 102,85.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt de inspecteur op opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 184 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 102,85 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H.M. van Ooijen, griffier, op 15 april 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft pas uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [2]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Te weten 1 uur tegen een uurtarief van € 85 vermeerderd met 21% btw.
2.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.