ECLI:NL:RBZWB:2024:2469

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
C/02/419541 / KG ZA 24-93
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduidelijking van een eerdere beschikking inzake omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2024 een vonnis gewezen in een kort geding tussen een man en een vrouw, die beiden ouders zijn van een minderjarig kind. De man, eiser in conventie, vorderde dat de vrouw, gedaagde in conventie, zou meewerken aan de zorgregeling die eerder was vastgesteld bij beschikking van 17 maart 2023. Deze regeling hield in dat de man één keer per week contact heeft met het kind, onder bepaalde voorwaarden, waaronder het afnemen van een blaastest om te controleren op alcoholgebruik. De vrouw voerde verweer en vorderde in reconventie dat zij de uitvoering van de zorgregeling mocht schorsen als de man onder invloed van alcohol zou zijn.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 maart 2024 werd de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de belangen van het minderjarige kind voorop stonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen zwaarwegende contra-indicaties waren voor de omgang tussen de man en het kind, maar dat er wel een bandbreedte moest worden vastgesteld voor de uitslag van de blaastest. De voorzieningenrechter stelde voor dat een positieve uitslag tussen 0,0 en 0,2 promille niet automatisch zou leiden tot het afgelasten van het contactmoment, maar dat dit aan de professionele omgangsbegeleider zou zijn om te beoordelen.

De voorzieningenrechter handhaafde de eerdere beschikking van de kinderrechter, maar verduidelijkte de voorwaarden waaronder de zorgregeling diende te worden uitgevoerd. De vrouw werd aangespoord om mee te werken aan de zorgregeling, en de man werd aangespoord om zijn verantwoordelijkheden als ouder serieus te nemen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/419541 / KG ZA 24-93
Vonnis in kort geding van 5 april 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. N. Wouters te Middelburg,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.J.R. Albicher te Roosendaal.
Eiser zal hierna de man genoemd worden. Gedaagde zal de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties;
  • de nadere producties (14 en 15) van mr. Wouters, ingekomen op 21 maart 2024;
  • de mondelinge behandeling op 22 maart 2024.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen de partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is verschenen een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3.
De minderjarige heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 17 maart 2023 is, voor zover thans van belang, bepaald dat de man één keer per week contact heeft met [minderjarige] , gedurende
twee uur, op een neutrale locatie, waarbij de hulpverlening voorwaarden mag stellen aan de doorgang van de contacten zoals het afnemen van een blaastest door de man. Daarnaast heeft de rechtbank een vakantieregeling bepaald en kan in onderling overleg en met behulp van [jeugdhulp] (of een vergelijkbare regeling) worden afgeweken van de regeling.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 18 juli 2023 is het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen en haar aldaar in te schrijven op een basisschool afgewezen.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
De man vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. De vrouw te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan de vastgestelde zorgregeling, zoals vastgesteld bij beschikking van 17 maart 2023, gewezen onder kenmerk C/02/406416/JE RK 23-273, waarbij [minderjarige] en de man in ieder geval 2 uur per week contact hebben op een neutrale locatie, alles op verbeurte van een dwangsom van € 100,= voor iedere dag(deel) dat moeder in gebreke blijft aan het te dezen te wijzen vonnis te voldoen, met een maximum van € 5.000,=, subsidiair een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht.
II. Te bepalen dat vervangende toestemming wordt verleend aan de man, dan wel aan [jeugdhulp], ter vervanging van de toestemming van de vrouw, waarbij de toestemming strekt tot aanwijzing/inzet van een professionele hulpverleningsinstantie, die ingezet wordt in de omgangsbegeleiding tussen de man en [minderjarige] , waarbij de keuze voor de hulpverleningsinstantie neergelegd wordt bij [jeugdhulp] als casusregisseur.
III. Dan wel een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht
3.2.
De vrouw voert verweer tegen de vorderingen van de man in conventie en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen.
In reconventie vordert de vrouw bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat, zodra uit een blaastest of anderszins ter beoordeling van de hulpverleningsinstantie blijkt dat de man onder invloed is van alcohol direct voorafgaand of tijdens het begeleid contact tussen de man en [minderjarige] , de vrouw de tenuitvoerlegging van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Familie- en Jeugdrecht, locatie Middelburg van 17 maart 2023 onder zaaknummer C/02/406416 / JE RK 23-273 mag schorsen, althans een beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vernemen te behoren.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van partijen bij hun vorderingen vast.
4.3.
De man heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn vordering onder II ingetrokken, omdat de vrouw inmiddels instemt met inzet van een professionele hulpverleningsinstantie, te weten [jeugdzorgspecialist]. Deze vordering kan daarom niet meer worden onderzocht en zal worden afgewezen.
4.4.
Ter onderbouwing van zijn (overige) vorderingen heeft de man, kort samengevat, het volgende aangevoerd. De contactmomenten conform de zorgregeling zijn meermaals niet doorgegaan omdat [minderjarige] dit niet wilde. Het is volgens de man aan de vrouw om ervoor te zorgen dat de contactmomenten doorgang blijven vinden en [minderjarige] hiertoe aan te sporen. Tweemaal is een contactmoment niet doorgegaan ten gevolge van een positieve blaastest van de man. Dit betroffen echter zeer lage promillages die volgens de man niet te wijten zijn aan alcoholgebruik, maar aan bijvoorbeeld het gebruik van mondwater. Ook zijn de uitslagen van blaastesten niet betrouwbaar; zo geeft het meerdere keren uitvoeren van de blaastest op hetzelfde moment telkens een andere uitslag. De man vindt dat er een kleine marge dient te zitten in de uitslag van de blaastest onder welke omstandigheden een contactmoment alsnog kan plaatsvinden.
De man voert verweer tegen de eis in reconventie van de vrouw. Wanneer de hulpverlening al een veiligheidsinschatting maakt en beoordeelt of het contactmoment doorgang kan vinden, is er geen meerwaarde voor de vrouw om de omgang alsnog te kunnen schorsen.
4.5.
Ter onderbouwing van haar verweer en vordering in reconventie voert de vrouw, samengevat, het volgende aan. Zij is zich ervan bewust dat de man recht heeft op contact met [minderjarige] . De man is echter geenszins in staat gebleken veilig, voorspelbaar en onbelast contact met [minderjarige] te hebben. Meermaals zijn de contactmomenten niet doorgegaan omwille van een positieve alcoholblaastest van de man, of vanwege privé afspraken van de man of omdat [minderjarige] niet naar de man wilde gaan. Hierdoor is er geen regelmaat in de bezoeken, hetgeen bij [minderjarige] voor teleurstelling zorgt. Het is niet zo dat de vrouw de bezoeken steeds vaker niet door zou laten gaan. De vrouw zal haar medewerking verlenen aan de vastgestelde zorgregeling als de hulpverlening voorwaarden mag stellen aan doorgang van contacten zoals het afnemen van een blaastest. In geval van toewijzing van de vordering van de man is dit niet meer mogelijk, wat de veiligheid van [minderjarige] in gevaar zal brengen en tevens in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] . De vrouw verweert zich tegen het hanteren van een marge in de uitslag van de alcoholblaastest. Hiermee wordt de omgangsbegeleiding een taak opgedragen waar zij niet op zijn toegesneden. De meest duidelijke norm is 0,0 promille. Voor het opleggen van een dwangsom is geen aanleiding omdat de vrouw zal meewerken aan de beslissing van de voorzieningenrechter. Ter onderbouwing van de vordering in reconventie stelt de vrouw dat in het geval de hulpverlening heeft aangegeven dat er aan de voorwaarden is voldaan en het contactmoment dient plaats te vinden, zij het contactmoment omwille van de veiligheid van [minderjarige] (alsnog) wenst te kunnen stoppen.
4.6.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling geeft de Raad aan dat het belangrijk is dat [minderjarige] op een onbelaste manier contact heeft met de man. Dit heeft prioriteit boven de uitspraken van [minderjarige] dat zij niet wil, bijvoorbeeld omdat zij met een vriendin wil spelen. Door de vrouw moet uitgedragen worden dat de contactmomenten met de man voorrang hebben, zodat [minderjarige] weet wat het gedragen plan is. De Raad adviseert de vorderingen af te wijzen. Het opleggen van een dwangsom werkt strijdverhogend. Over de vordering van de vrouw geeft de Raad aan dat de vrouw niet op afstand zou moeten beoordelen dat het contactmoment moet stoppen. De omgangsbegeleiding kan als professionele instantie een veiligheidsinschatting maken. De Raad adviseert daarbij een marge te hanteren in de uitslag van de alcoholblaastesten, waarbij het belangrijk is dat de omgangsbegeleiding een inschatting maakt van de houding van de man voorafgaand aan en tijdens de contactmomenten. In dat geval zal er meer structureel contact zijn tussen de man en [minderjarige] .
4.7.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de door de rechtbank bij beschikking van 17 maart 2023 vastgestelde zorgregeling in beginsel dient te worden nagekomen. Partijen twisten vooral over de vraag of de contacten op een veilige manier kunnen plaatsvinden in geval van een (minimale) positieve uitslag van de alcoholblaastest van de man en of het contactmoment in een dergelijk geval doorgang dient te vinden. Om deze reden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om voormelde beschikking te verduidelijken op de wijze als hierna wordt uiteengezet.
4.8.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de voorzieningenrechter allereerst van oordeel dat er geen zwaarwegende contra-indicaties zijn die omgang tussen de man en [minderjarige] in de weg staan. De voorzieningenrechter stelt vast dat vanaf september 2023 tweemaal een contactmoment niet is doorgegaan omwille van een (zeer minimale) positieve alcoholblaastest van de man. De overige keren dat het contactmoment geen doorgang heeft gevonden was dat veelal omdat [minderjarige] dat niet wilde en enkele malen door externe omstandigheden, zoals het gesloten zijn van het gemeentehuis. De twee keren dat de man een positieve alcoholblaastest had, betroffen zeer minimale promillages. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat er een kleine onbetrouwbaarheidsmarge zit in de uitslag van alcoholblaastesten. Dit brengt mee dat de geringe positieve uitslagen van de man met enige voorzichtigheid moeten worden benaderd. Dit geldt te meer nu uit niets blijkt dat op de dagen van deze positieve uitslagen het gedrag en de presentatie van de man enige aanleiding gaven voor het vermoeden van alcoholgebruik. Onder deze omstandigheden valt de onzekerheidsmarge van de alcoholblaastest naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit in het nadeel van [minderjarige] . Zij heeft in zo’n geval immers geen contact met de man, hetgeen schadelijk is voor (de opbouw van) haar vertrouwen in de man, te meer nu uit de aard der zaak een annulering van het contactmoment in dat geval pas zeer kort voor het geplande moment plaatsvindt. Anders gezegd, met een strikte hantering van een 0,0-grens kan de voorwaarde van een blaastest die is bedoeld ter bescherming van [minderjarige] in haar nadeel uitpakken. Dit is uiteraard niet de bedoeling van de beslissing in de beschikking van 17 maart 2023. De voorzieningenrechter is daarom met de Raad van oordeel dat er een bandbreedte van toepassing dient te zijn bij de uitslag van de alcoholblaastest, waarbij het vervolgens aan de omgangsbegeleider is om op basis van het gedrag en de presentatie van de man te beoordelen of het verantwoord is om het contactmoment al dan niet doorgang te laten vinden. Bij de bepaling van deze bandbreedte zoekt de voorzieningenrechter aansluiting bij het maximaal toegestane alcoholpromillage van een beginnend bestuurder, te weten 0,2 promille. Dit betekent dat wanneer de alcoholblaastest van de man voorafgaand aan een contactmoment een resultaat geeft tussen de 0,0 en 0,2 promille, het aan de omgangsbegeleider is om op basis van het gedrag en de presentatie van de man op dat moment te beoordelen of het laten doorgaan van het contactmoment verantwoord is. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat de begeleiding steeds plaatsvindt door een professionele hulpverlener.
Van de vrouw verwacht de voorzieningenrechter dat zij zonder meer medewerking verleent aan de uitvoering van de zorgregeling en dat zij het laten doorgaan van het contactmoment niet laat afhangen van de omstandigheid of [minderjarige] wel of niet mee wil. Dit is uiteraard anders als er sprake is van overmacht, maar het enkele feit dat [minderjarige] geen zin heeft of andere prioriteiten heeft, zoals het spelen met een vriendinnetje, betreft geen valide argument om de omgang niet te laten doorgaan.
4.9.
De vraag of, zoals de man heeft gevorderd en de vrouw heeft bestreden, het vorenstaande meebrengt dat het nakomen van de zorgregeling door de vrouw moet worden gewaarborgd door het opleggen van een dwangsom beantwoordt de voorzieningenrechter ontkennend. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het in de voorbije periode meermalen spaak lopen van de zorgregeling ten gevolge van een andere uitleg en interpretatie van de eerdergenoemde beschikking het opleggen van dwangsommen onvoldoende rechtvaardigt. Het gevaar bestaat zelfs dat de introductie van dwangsommen de situatie op dit moment eerder kwaad dan goed doet. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat, nu de in de beschikking van 17 maart 2023 neergelegde zorgregeling hiervoor nader is uitgelegd en verduidelijkt, de vrouw zich voor de tenuitvoerlegging hiervan zal inzetten, zoals ook in genoemde beschikking al is benadrukt. De vrouw heeft ter zitting ook aangegeven dat zij zal meewerken aan deze beslissing; de voorzieningenrechter vertrouwt erop dat de vrouw deze toezegging in het belang van [minderjarige] nakomt, net zo goed als ook van de man mag worden verlangd dat hij zich zo goed mogelijk inzet voor deze zorgregeling.
4.10.
Gelet op het vorenoverwogene zal de voorzieningenrechter de beslissing d.d. 17 maart 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank handhaven op onderstaande wijze, onder afwijzing van het meer of anders door de man gevorderde.
4.11.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw in reconventie af. De contactmomenten worden begeleid door een professionele omgangsbegeleider. Die kan en mag voorwaarden stellen. Dit impliceert dat het tevens aan die omgangsbegeleider is om een beoordeling te maken van de veiligheid van [minderjarige] . Het is nadrukkelijk niet aan de vrouw om de omgang te monitoren en te beoordelen of de veiligheidsvoorwaarden worden nagekomen met de mogelijkheid om te bepalen om het contactmoment niet te laten doorgaan, zoals de vordering beoogt. Daarbij laat de voorzieningenrechter nog in het midden hoe dit in de praktijk vormgegeven zou moeten worden. Als de vrouw om enigerlei reden twijfelt of het verstandig is en/of voldoende veilig is om het contactmoment doorgang te laten vinden, is het aan haar om het (telefonisch) overleg te zoeken met de omgangsbegeleider.
4.12.
De rechtbank verwacht aldus resumerend dat de vrouw zo ruimhartig mogelijk meewerkt aan de zorgregeling zoals is bepaald bij beschikking van 17 maart 2023. De man is daarbij gehouden de zorgregeling zo goed en verantwoord mogelijk te laten plaatsvinden, waarbij het aan de omgangsbegeleider is om bij een uitslag van de alcoholblaastest binnen de marge van 0,0 en 0,2 promille te bepalen of een contactmoment op dat moment op een verantwoorde wijze plaats kan vinden.
4.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
handhaaft de beslissing d.d. 17 maart 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank met kenmerk C/02/406416/JE RK 23-273, met dien verstande dat met de uitkomst van de afname van een blaastest bij de man (welke blaastest door de hulpverlening kan worden gesteld als voorwaarde voor de doorgang van de contacten) dient te worden gehandeld als bepaald onder r.o. 4.8. van dit vonnis,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af.
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
Dit vonnis is gewezen door mr. Holierhoek en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Oude Weernink.