ECLI:NL:RBZWB:2024:2470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
C/02/419654 / JE RK 24-374
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en omgangsregeling voor minderjarige in familierechtelijke procedure

Op 22 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot de minderjarige [minderjarige]. In de eerste zaak, met zaaknummer C/02/419654 / JE RK 24-374, werd het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen. De ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk op 24 juni 2021 was ingesteld, is verlengd tot 24 maart 2025. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] onverminderd aanwezig zijn, vooral door de aanhoudende conflicten tussen de ouders. De GI heeft aangegeven dat er stappen worden gezet om de situatie te verbeteren, maar dat er nog veel werk aan de winkel is. De ouders zijn gestart met een ouderschapsbemiddelingstraject om beter te leren communiceren en afspraken te maken over de opvoeding van [minderjarige].

In de tweede zaak, met zaaknummer C/02/399694 / FA RK 22-3210, heeft de kinderrechter de verzoeken van de vader om een omgangsregeling en gezamenlijk gezag aangehouden. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling waarbij [minderjarige] wekelijks bij hem verblijft, maar de kinderrechter oordeelde dat er momenteel onvoldoende basis is voor gezamenlijk gezag. De omgangsregeling is voorlopig vastgesteld op één keer per maand, mits de vader zich aan de voorwaarden van de GI houdt. De kinderrechter benadrukte het belang van een veilige en onbelaste omgang voor [minderjarige]. De GI zal de regie voeren over de omgangsregeling en de verdere stappen in de ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen direct kunnen worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De ouders en de GI zijn verzocht om binnen zes maanden verslag uit te brengen over de voortgang van de hulpverlening en de omgangsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers: C/02/419654 / JE RK 24-374
(verlenging ondertoezichtstelling)en
C/02/399694 / FA RK 22-3210
(gezag en omgang)
Beschikking van de kinderrechter d.d. 22 maart 2024in de zaak C/02/419654 / JE RK 24-374 en d.d. 11 april 2024 in de zaak C/02/399694 / FA RK 22-3210,
in de zaken van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERINGte Eindhoven,
hierna te noemen de GI,
verzoekster in de zaak
JE RK 24-374,
belanghebbende in de zaak
FA RK 22-3210,
en
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een voor de rechtbank onbekende woon- of verblijfplaats,
verzoeker in de zaak
FA RK 22-3210,
belanghebbende in de zaak
JE RK 24-374,
advocaat mr. S. Kara te Rotterdam.
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende in beide zaken aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M.V. de Nooijer te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
In de procedure met zaaknummer C/02/419654 / JE RK 24-374 (verlenging ondertoezichtstelling)-het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 29 februari 2024.
In de procedure met zaaknummer C/02/399694 / FA RK 22-3210 (gezag en omgang)
- de beschikking van deze rechtbank van 11 april 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- de e-mailberichten van de GI d.d. 14 september 2023, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. de Nooijer d.d. 24 oktober 2023;
- het F9-formulier van mr. de Nooijer d.d. 26 januari 2024;
- het F9-formulier van mr. Kara d.d. 14 maart 2024;
- het F9-formulier van mr. Kara d.d. 14 maart 2024;
- het F9-formulier van mr. de Nooijer d.d. 19 maart 2024;
- het F9-formulier van mr. Kara d.d. 21 maart 2024.
1.2.
Op 22 maart 2024 heeft de kinderrechter de zaken, gelet op de onderlinge samenhang, gezamenlijk tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
1.3.
Verschenen zijn:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 juni 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 24 juni 2021 tot 24 maart 2022.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 maart 2022 is de ondertoezichtstelling verlengd met ingang van 24 maart 2022 tot 24 maart 2023. Deze ondertoezichtstelling is daarna bij beschikking van 21 maart 2023 verlengd tot 24 maart 2024.

3.De verzoeken

In de procedure met zaaknummer C/02/419654 / JE RK 24-374 (verlenging ondertoezichtstelling)

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
In de procedure met zaaknummer C/02/399694 / FA RK 22-3210 (gezag en omgang)
3.2.
Thans zijn nog aan de orde de verzoeken van de man, waarbij hij, thans na aanvulling en wijziging, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, heeft verzocht:
I. een omgangsregeling vast te stellen tussen [minderjarige] en de man, waarbij [minderjarige] wekelijks van zaterdag 12.00 uur tot en met zondag 18.30 uur bij de man verblijft, alsmede de helft van alle schoolvakanties en feestdagen, althans een zodanige omgangsregeling te bepalen als de rechtbank in het belang van [minderjarige] acht;
II. een haal- en brengregeling vast te stellen, waarbij [minderjarige] door de vrouw naar [geboorteplaats] wordt gebracht en waarbij de overdracht op Centraal Station plaatsvindt en de man [minderjarige] terugbrengt naar de vrouw in [plaats 1] waarbij de overdacht op het station in [plaats 1] plaatsvindt, althans een zodanige haal- en brengregeling te bepalen als de rechtbank in het belang van [minderjarige] acht;
III. de man samen met de vrouw te belasten met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader heeft positieve stappen gezet in de uitvoering van de omgangsmomenten, maar houdt zich nog steeds niet aan alle omgangsvoorwaarden. Hierdoor is er geen concrete uitbreiding mogelijk. De behaalde resultaten zijn minimaal. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] is onverminderd aanwezig en de doelen van de ondertoezichtstelling zijn niet behaald. Er is regievoering nodig vanwege de onderlinge weerstand van de ouders en de polarisering naar de betrokken hulpverleners. In de komende periode wil de GI inzetten op een ouderschapsbemiddelingstraject, werken aan de omgang en passende hulpverlening voor [minderjarige] inzetten. De nieuwe jeugdbeschermer licht ter gelegenheid van de mondelinge behandeling toe dat reeds een begeleid bezoek tussen de vader en [minderjarige] heeft plaatsgevonden. Het volgende bezoek staat gepland in april. Ook heeft de jeugdbeschermer met de hulpverlener van [ouderbegeleiding] gesproken. Samen willen ze kijken hoe de ouderschapsbemiddeling kan worden opgestart. [speltherapeut] is benaderd voor speltherapie voor [minderjarige] , zij kunnen op korte termijn starten. Omdat het verleden niet goed is verlopen, wil de GI het stap voor stap aanpakken en niet overhaasten. Alle betrokkenen moeten zich goed voelen bij de te nemen stappen. De samenwerking tussen de GI en de moeder gaat prima. Tussen de GI en de vader verliep de samenwerking in het begin moeizaam, maar later ging het beter. De jeugdbeschermer ziet dat de vader wil meewerken en zich wil houden aan de voorwaarden die de GI stelt. Over het verzoek van de man in de gezag- en omgangsprocedure geeft de GI aan dat de ontwikkelingen nog heel pril zijn. [minderjarige] vindt het fijn de vader te zien en hij verheugt zicht hier op. De GI geeft aan dat de omgangsmomenten langzaam moeten worden opgebouwd. Er moet eerst worden gekeken naar het verloop van de begeleide omgangsmomenten. Ook moeten er veiligheidsafspraken worden gemaakt voordat kan worden bezien hoe de omgangsregeling structureel vormgegeven kan worden. Dat er een langere periode tussen de omgangsmomenten zit heeft ermee te maken dat de bezoeken nu zijn gepland in de vakantieperiode, zodat de omgangsmomenten langer kunnen duren, te weten vier uur. Als blijkt dat de vader zich aan de voorwaarden houdt, geeft dit de moeder vertrouwen en kunnen er stappen worden gemaakt. Het belang van [minderjarige] staat hierin centraal.
4.2.
De vader heeft geen bezwaar tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De uitvoering van de ondertoezichtstelling door de GI zit de vader wel dwars. De voormalig jeugdbeschermer heeft veel steken laten vallen, hetgeen voor frustratie zorgt bij de vader. In de afgelopen periode is de GI herhaaldelijk afspraken niet nagekomen en de man voelt zich niet gehoord. In december jl. is aan de vader nog toegezegd dat er onbegeleide omgang plaats kon vinden, waarna achteraf bleek dat dit niet goed gecommuniceerd was met de moeder. Zij wilde dit niet waarna dit besluit vervolgens zonder overleg weer is teruggedraaid. Vanuit [ouderbegeleiding] worden er geen contra-indicaties gezien voor onbegeleide omgang tussen de man en [minderjarige] . Het probleem is de slechte communicatie tussen de ouders. De man heeft door de gang van zaken en de plotselinge wijzingen vanuit de GI een terugval gehad en is kort opgenomen geweest in de kliniek. Inmiddels is hij volledig hersteld. De man werkt goed mee met de hulpverlening van [ouderbegeleiding] . Onlangs heeft een begeleid omgangsmoment van twee uur in [plaats 2] plaatsgevonden. Dit is goed verlopen en het volgende begeleide omgangsmoment staat op 24 april 2024 te [plaats 3] gepland. De man vindt de periode tussen deze twee begeleide omgangsmomenten, namelijk 7 weken, te lang en niet in het belang van [minderjarige] . Bovendien zorgt de lange tussenliggende periode voor een enorme vertraging in het proces om te kunnen starten met onbegeleide omgangsmomenten. De man begrijpt dat in de gezag- en omgangsprocedure niet nu al een definitieve beslissing kan volgen. Hij vraagt de rechtbank deze procedure aan te houden voor de duur van zes maanden, zodat alsdan kan worden bezien wat er de afgelopen periode is gebeurd. Als de man zich aan de afspraken houdt dienen de omgangsmomenten te worden uitgebreid. De vader wil aan alles meewerken. Het zou helpend zijn als hij een concreet vooruitzicht heeft op hoe het nu verder gaat.
4.3.
De vrouw stemt in met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Het is duidelijk dat de ouders niet door kunnen zonder dat er een onafhankelijke derde bij hen betrokken is. De vrouw is niet tegen (uitbreiding van de) omgang tussen de vader en [minderjarige] , maar dit moet wel veilig zijn. [minderjarige] moet niet worden belast tijdens de omgang. De door de vorige jeugdbeschermer gestelde basisvoorwaarden zijn vaak niet nagekomen door de vader. De moeder vindt het belangrijk dat nu wordt gekeken naar de veiligheid van [minderjarige] tijdens de omgangsmomenten. De moeder vindt dat de regie in de uitbreiding van de omgangsmomenten bij de GI moet worden gehouden. Op dit moment is gezamenlijk gezag niet aan de orde. Aanhouding van de gezag- en omgangsprocedure voor de duur van zes maanden is te kort; er moeten nog teveel stappen worden gezet. Er moet een instantie worden gezocht voor de ouderschapsbemiddeling.
4.4.
De Raad adviseert de ondertoezichtstelling te verlengen. Er gebeurt nog steeds heel veel tussen de ouders. Het is van belang dat de ouders gaan starten met het ouderschapsbemiddelingstraject. Het is voor [minderjarige] wenselijk de vader vaker te zien onder begeleiding van een neutrale derde. De vader moet de kans hebben om in het contact met [minderjarige] te laten zien hoe hij de draad oppakt. Het zou wenselijk zijn als de omgangsmomenten worden uitgebreid, met de voorwaarden zoals die zijn gesteld. In de komende periode kan vervolgens meer worden gezegd over welke omgang passend is en of op termijn gezamenlijk gezag mogelijk is. De Raad vindt dat moet worden toegewerkt naar een fysiek contactmoment van eens per maand.

5.De beoordeling

In de procedure met zaaknummer C/02/419654 / JE RK 24-374 (verlenging ondertoezichtstelling)
Wettelijk kader verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.3
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is behandeld ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling – als niet weersproken – dient te worden toegewezen nu voldaan wordt aan de wettelijke criteria zoals hierboven vermeld.
5.4.
De zorgen ten aanzien van [minderjarige] gelden onverminderd. Zoals de kinderrechter reeds in de beschikking d.d. 21 maart 2023 heeft overwogen is de situatie van [minderjarige] al lange tijd heel zorgelijk; er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] is nog altijd voornamelijk gelegen in de onderlinge strijd die ouders al gedurende een lange periode met elkaar voeren, die tot gevolg heeft dat de oudercommunicatie is gestagneerd en het niet lukt om afspraken te maken. Het is de ouders in de afgelopen periode wederom niet gelukt om daar samen een oplossing voor te vinden. De huidige situatie is zeer schadelijk voor [minderjarige] . De eerder opgestelde doelen zijn tot op heden niet behaald. Er is nog steeds geen sprake van structureel contact tussen [minderjarige] en de vader.
5.5.
Het is de kinderrechter gebleken dat de GI inmiddels stappen aan het zetten is en haar rol aan het oppakken is. Het is van groot belang dat de GI dit vasthoudt en strak regie voert. Het doel van de ondertoezichtstelling is voor alle betrokkenen duidelijk; er moet worden gestuurd op structureel en onbelaste omgang tussen de vader en [minderjarige] . [minderjarige] floreert bij de contacten met de vader. De kinderrechter ziet geen redenen aan te nemen dat contact met de vader risico’s oplevert voor [minderjarige] . Het is hierbij belangrijk dat de vader zich goed gedraagt en zich aan de door de GI gestelde voorwaarden houdt. Indien dit het geval is, is de kinderrechter van oordeel dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] op korte termijn dient te worden uitgebreid naar een omgangsmoment eens per maand.
5.6.
De ouders starten op 10 april 2024 met het ouderschapsbemiddelingstraject. Het is van groot belang dat de ouders met elkaar leren communiceren en als ouders van [minderjarige] afspraken leren te maken. De kinderrechter verwacht dan ook van beide ouders dat zij dit traject constructief oppakken. Voor [minderjarige] zal de hulpverlening bij [speltherapeut] van start gaan. Van de GI verwacht de kinderrechter in dit kader dat zij nauwgezet het verloop van de hulpverleningstrajecten monitort en waar nodig bijstuurt.
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
In de procedure met zaaknummer C/02/399694 / FA RK 22-3210 (gezag en omgang)
Inhoudelijke beoordeling
5.8.
De kinderrechter verwijst naar de beschikking van 11 april 2023. In die beschikking is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de verzoeken van de man tot vaststelling van een omgangsregeling (met haal- en brengregeling) en tot vaststelling van het gezamenlijk gezag dient te worden aangehouden voor de duur van zes maanden in afwachting het hulpverleningstraject in het kader van de lopende ondertoezichtstelling. Voorts heeft de rechtbank een
voorlopigeomgangsregeling bepaald, inhoudende dat er voorlopig wekelijks op woensdag van 13:00 uur tot 13:30 uur middels begeleid videobellen contact zal zijn tussen de man en de minderjarige. Belangrijk hierbij is dat de man zich aan de door de GI gestelde voorwaarden zal houden. De rechtbank heeft bepaald dat voornoemde voorlopige omgangregeling een minimumregeling betreft, waarbij het de GI vrij staat om samen met partijen en de betrokken hulpverlening te werken aan een verantwoorde uitbreiding van de contacten.
5.9.
Thans liggen nog voor de verzoeken van de man zoals onder rechtsoverweging 3.2. vermeld. De kinderrechter oordeelt als volgt. Overeenkomstig het advies van de Raad is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] gebaat is bij, en behoefte heeft aan, duidelijkheid over de omgangsmomenten met de vader. Zoals reeds hiervoor is overwogen, is het de kinderrechter gebleken dat [minderjarige] floreert bij de omgangsmomenten met de vader. Het afgelopen begeleide omgangsmoment in maart 2024 is goed verlopen. Indien de vader zich ook bij het omgangsmoment in april 2024 aan de door de GI gestelde voorwaarden houdt, ziet de kinderrechter geen reden waarom niet daarna al kan en zou moeten worden uitgebreid naar een begeleid omgangsmoment per maand. De kinderrechter acht dit ook in het belang van [minderjarige] . De kinderrechter overweegt, in lijn met de visie van de raad, dat voornoemde regeling geldt als minimumregeling, waarbij geldt dat de regeling in het kader van de ondertoezichtstelling onder regie van de GI kan worden uitgebreid.
5.10.
De rechtbank is het met partijen en de Raad eens dat er op dit moment onvoldoende basis tussen partijen bestaat voor een adequate uitoefening van het gezamenlijk gezag. Omdat dit wel het wettelijke uitgangspunt is en partijen beiden aangeven dat zij hier naartoe willen werken, zal de rechtbank het advies van de Raad volgen en het hiertoe strekkende verzoek van de man aanhouden in afwachting van de resultaten die in de komende periode binnen het kader van de ondertoezichtstelling bereikt worden. De kinderrechter ziet aanleiding de verzoeken aan te houden voor een kortere duur dan tot het einde van de ondertoezichtstelling. Omdat de afgelopen periode niet goed is verlopen, vindt de kinderrechter het belangrijk een vinger aan de pols te houden. Om deze reden zal de kinderrechter de verzoeken van de man aanhouden voor de duur van zes maanden pro forma. Aan de GI en partijen wordt verzocht om uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum een schriftelijk verslag over te leggen omtrent de stand van zaken en zich uit te laten over het door hen gewenste verdere procesverloop. De kinderrechter verzoekt de Raad vervolgens om binnen 14 dagen na de hierna te noemen pro forma datum een schriftelijk advies over te leggen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
in de procedure met zaaknummer C/02/419654 / JE RK 24-374
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 24 maart 2025;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
in de procedure met zaaknummer C/02/399694 / FA RK 22-3210
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat er tussen de vader en [minderjarige]
voorlopig minimaaléén keer per maand een begeleid omgangsmoment plaatsvindt als de man zich aan de omgangsvoorwaarden van de GI houdt, waarbij het aantal uren van dit omgangsmoment concreet in te vullen is door de GI en waarbij voorts geldt dat de GI in het kader van de ondertoezichtstelling de regie voert voor wat betreft de concrete bepaling van de data van de contactmomenten en, op geleide van de resultaten, eventuele uitbreiding;
houdt de verzoeken van de man aan tot
24 september 2024 pro forma,zulks in afwachting van de berichtgeving van de GI, partijen en de Raad zoals omschreven onder rechtsoverweging 5.10;
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na voornoemde pro forma datum een schriftelijk advies over te leggen.
De beslissing in de zaak C/02/419654 / JE RK 24-374 is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2024 door mr. Holierhoek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Oude Weernink als griffier, en op schrift gesteld op 11 april 2024 en de beslissing in de zaak C/02/399694 / FA RK 22-3210 is gegeven door mr. Holierhoek, rechter, tevens kinderrechter, en op 11 april 2024 in aanwezigheid van mr. Oude Weernink als griffier in het openbaar uitgesproken.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.