Op 11 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in de zaak van ING Bank N.V. tegen de onbekende huurders c.q. onderhuurders. Het verzoekschrift, ingediend op 15 maart 2024, strekte tot het verkrijgen van verlof om een beroep te doen op het huurbeding zoals bedoeld in artikel 3:264 leden 5 en 6 van het Burgerlijk Wetboek. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 april 2024 was de bank vertegenwoordigd door mr. T.J.P. Jager, terwijl de gerekestreerden niet verschenen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek is voldaan. De onbekende huurders zijn op de hoogte gesteld van de aanzegging van de executieverkoop en het huurbeding is gepubliceerd in dagblad Trouw. Aangezien de gerekestreerden geen bezwaar hebben gemaakt tegen het verzoek, werd het verzoek toegewezen. De voorzieningenrechter verleende verlof aan de bank om het huurbeding in te roepen en veroordeelde de huurders om het pand te ontruimen binnen vier maanden na betekening van de beschikking.
Daarnaast werd het verzoek om machtiging voor zelf uitvoering te geven aan de beschikking afgewezen, omdat deze machtiging overbodig werd geacht. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de bank direct kan overgaan tot uitvoering van de ontruiming.