ECLI:NL:RBZWB:2024:2493

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
C/02/420595 / FA RK 24/1446
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Weerkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 8 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1947. Het verzoek is ingediend op 25 maart 2024 en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). Tijdens de mondelinge behandeling waren de cliënt, zijn advocaat mr. J.J. Bronsveld, de zorgverantwoordelijke en de zoon van de cliënt aanwezig.

De cliënt heeft aangegeven dat hij in staat is om voor zichzelf te zorgen, maar de zorgverantwoordelijke en de zoon hebben benadrukt dat de cliënt lijdt aan gevorderde dementie en dat zijn toestand sinds oktober 2023 is verslechterd. De cliënt is voor zijn persoonlijke verzorging en dagelijkse structuur afhankelijk van externe zorg, maar accepteert deze zorg onvoldoende. Dit heeft geleid tot veiligheidsrisico's voor zowel de cliënt als anderen, waaronder verbale agressie en ontremd gedrag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening die leidt tot ernstig nadeel, en dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar. De rechtbank heeft daarom de gevraagde machtiging verleend, die geldig is tot en met 8 oktober 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/420595 / FA RK 24/1446
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 8 april 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1947 te [geboorteplaats],
wonende en verblijvende aan het [adres],
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 20 maart 2024;
- de medische verklaring van 15 maart 2024;
- het zorgplan actief van 5 maart 2024;
- het indicatiebesluit van 24 oktober 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 april 2024, aan voormeld woonadres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1], zorgverantwoordelijke;
- de heer [naam 2], zoon van cliënt.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt merkt op dat hij zelf zijn eten klaarmaakt. Zijn zoon helpt hem alleen wanneer zij samen naar de winkel gaan om boodschappen te doen. Op de opmerking van de behandelend rechter dat in de medische verklaring is opgenomen dat hij zijn dag- en nachtritme omkeert antwoordt cliënt dat dit niet klopt en dat hij ’s nachts niet buiten komt. Cliënt reageert niet op de opmerking dat uit de medische verklaring tevens blijkt dat hij een wond heeft aan zijn linkerbeen, waarvoor verzorging nodig is. Hij geeft ten slotte aan dat hij niet van plan is uit zijn woning weg te gaan.
3.2
De zorgverantwoordelijke brengt naar voren dat bij cliënt gevorderde dementie is gediagnostiseerd. Cliënt kampt met ernstige geheugenstoornissen. Met name sinds oktober 2023 wordt er een verslechtering van zijn cognitieve toestand gezien. Cliënt is daardoor voor zijn persoonlijke verzorging en voor de dagelijkse structuur in toenemende mate aangewezen op externe zorg en ondersteuning. Cliënt gaat daarnaast drie maal per week naar dagopvang. Cliënt laat externe thuiszorg en huishoudelijke ondersteuning niet of onvoldoende toe of gaat verkeerd met de hem gegeven adviezen om. Dit heeft er onder meer toe geleid dat het genezingsproces van de wond aan zijn linkerbeen niet voorspoedig verloopt. Ook is sprake van seksueel ontremd gedrag van cliënt naar thuiszorgmedewerkers. Daarnaast leidt het rookgedrag van cliënt, met name binnenshuis en het zich inlaten met dan wel toegang tot zijn woning verschaffen van voor hem vreemde personen tot veiligheidsrisico’s voor betrokkene zelf en voor anderen. Bovendien wordt in toenemende mate verbaal agressief gedrag bij cliënt waargenomen naar thuiszorgmedewerkers en naar zijn zoon, die als mantelzorger tevens toezichthouder fungeert. De zoon van cliënt is daardoor ernstig overbelast geraakt. Al deze factoren bij elkaar hebben intussen geleid tot dermate grote veiligheidsrisico’s voor cliënt en voor anderen dat de opschaling van de op dit moment geboden zorg niet als een reëel alternatief geldt om het ernstig nadeel op andere wijze te voorkomen of af te wenden. Het voorliggend verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf wordt daarom door haar ondersteund.
3.3
De zoon van cliënt sluit zich aan bij hetgeen door de zorgverantwoordelijke naar voren is gebracht. Verder geeft hij aan dat zijn vader niet meer in staat is te koken en voor de zorg volledig afhankelijk is van hem en andere zorgmedewerkers.
3.4
De advocaat van cliënt voert aan dat hem uit het voorgesprek met cliënt enerzijds is gebleken van hiaten in zijn antwoorden op de aan hem gestelde vragen over zijn actuele toestand. Anderzijds heeft hij van zijn cliënt begrepen dat hij vindt dat hij goed functioneert en dat een opname en verblijf niet nodig is. Ook wil hij niet weg uit zijn huidige woning. Namens zijn cliënt verzoekt hij daarom op het voorliggend verzoek afwijzend te beslissen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis, te weten gevorderde dementie.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt is voor wat betreft zelfverzorging, het aanhouden van een vaste dag- en nachtstructuur en - daarmee samenhangend - het waarborgen van zijn persoonlijke veiligheid en die van anderen volledig afhankelijk van 24-uurs thuis-, c.q. mantelzorg. Deze deels door professionele zorgverlening en deels door zijn zoon geboden zorg, ondersteuning en toezicht wordt door cliënt onvoldoende geaccepteerd. Daarbij komt dat hij naar de betrokken zorgverleners en naar zijn zoon/tevens mantelzorger in toenemende mate verbale agressie/boosheid laat zien. De zoon van cliënt, die al langere tijd toezicht en controle op de situatie van zijn vader uitoefent, is daardoor ernstig overbelast geraakt. Daarnaast is gebleken van ontremd gedrag van cliënt naar thuiszorgmedewerkers. Er worden geen mogelijkheden meer gezien om het ontstaan van risicovolle situaties voor cliënt en/of voor anderen in de thuissituatie in ambulante vorm op andere wijze te voorkomen of af te wenden.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1947 te [geboorteplaats],
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 8 oktober 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Weerkamp, rechter en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 12 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.