ECLI:NL:RBZWB:2024:2498

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
C/02/420371 / FA RK 24/1332
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Weerkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging op basis van vrijwillige zorgverlening

Op 8 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1950, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren, evenals een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. De officier van justitie was niet aanwezig.

De betrokkene heeft aangegeven dat hij al langere tijd last heeft van angstige gedachten, maar dat hij vrijwillig meewerkt aan de ambulante zorg en medicatie. De sociaal psychiatrisch verpleegkundige bevestigde dat de betrokkene recentelijk weer medicatie gebruikt en daardoor stabieler is geworden. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat de wettelijke vereisten voor verplichte zorg niet zijn voldaan, aangezien de betrokkene vrijwillig aan de zorg meewerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, maar concludeerde dat er geen noodzaak was voor verplichte zorg, omdat de betrokkene zich niet verzet tegen de geboden zorg en er een minder bezwarend alternatief beschikbaar is. Het verzoek tot zorgmachtiging is daarom afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Weerkamp en schriftelijk uitgewerkt op 12 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/420371 / FA RK 24/1332
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 8 april 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1950 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 maart 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 15 maart 2024;
- de medische verklaring van 7 maart 2024;
- een zorgplan van 7 maart 2024;
- een zorgkaart van 6 maart 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 april 2024, aan voormeld woonadres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam], sociaal psychiatrisch verpleegkundige.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat hij al langere tijd last heeft van angstige gedachten, zoals dat hij door de politie zal worden opgehaald en dat hij dreiging ervaart vanuit zijn buurman, door wie complotten tegen hem worden gesmeed. Hij krijgt medicatie in ambulante vorm toegediend, waaraan door hem consequent wordt meegewerkt en waar hij baat bij heeft. Wel heeft hij last van enige bijwerkingen. Door het ambulante zorgteam wordt onderzocht wat eraan kan worden gedaan om dit te verminderen. Hij stelt de zorg vanuit het ambulante team erg op prijs. Dit maakt ook dat hij bereid is aan die zorg, waaronder de medicatie toediening vrijwillig te blijven meewerken.
3.2
De sociaal psychiatrisch verpleegkundige brengt naar voren dat betrokkene omstreeks september 2023 naar aanleiding van een bezoek aan de podoloog, waarbij Parkinsonistische bijwerkingen ter sprake kwamen, met het medicatiegebruik is gestopt. Inmiddels wordt door betrokkene vrijwillig aan de hem voorgeschreven medicatie toediening consequent meegewerkt en is hij daardoor rustiger/stabieler geworden. Het is van belang dat hij dit blijft doen, aangezien in het verleden het niet langer gebruiken van de voorgeschreven medicatie bij hem tot ernstige ontregeling heeft geleid. De kans dat betrokkene opnieuw naar aanleiding van een advies of gesprek met een vergelijkbare of andere arts zal stoppen met medicatie gebruik acht zij niet uitgesloten. Momenteel wordt geprobeerd, onder meer door het inzetten van extra andersoortige medicatie, ervoor te zorgen dat betrokkene minder last heeft van bijwerkingen
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat hem uit de stukken en de mondelinge toelichting van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige duidelijk is geworden dat externe factoren onderliggend zijn aan het eerdere stoppen door zijn cliënt met medicatie gebruik. Vast staat dat door betrokkene op dit moment vrijwillig aan de hem in ambulante vorm toegediende medicatie en overige zorg consequent wordt meegewerkt. Dit maakt dat aan de wettelijke vereisten voor verplichte zorg, zoals in het voorliggend verzoek vermeld, niet wordt voldaan. Namens betrokkene verzoekt hij daarom op dat verzoek afwijzend te beslissen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie-spectrum- en andere psychotische stoornissen. De stoornis is door of namens betrokkene niet betwist.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
4.3
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.4
Aan het vorenstaande doet niet af dat uit het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat door betrokkene de aan de hem in ambulante vorm geboden zorg, waaronder medicatie toediening, bedoeld ter afwending van het hiervóór beschreven ernstig nadeel, vrijwillig wordt geaccepteerd en daaraan door hem consequent wordt meegewerkt.
4.5
De rechtbank concludeert dat, nu is gebleken dat betrokkene zich niet verzet tegen de ter afwending van het ernstig nadeel noodzakelijke zorg, er sprake is van een minder bezwarend alternatief dat hetzelfde beoogde effect heeft. Dit betekent dat aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging verplichte zorg niet wordt voldaan. Het daartoe strekkend verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.Beslissing

wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Weerkamp, rechter en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 12 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.