Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 8 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1935. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft momenteel in een zorgaccommodatie en is gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 januari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar advocaat, verzorgenden en familieleden. De cliënt uitte haar onvrede over haar verblijf in de zorgaccommodatie en betwistte de noodzaak van de inbewaringstelling, terwijl de behandelend arts en verzorgenden de noodzaak van de maatregel onderbouwden met informatie over de zorgsituatie van de cliënt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing, als gevolg van de psychogeriatrische aandoening van de cliënt. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit nadeel te voorkomen. De machtiging tot voortzetting is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 19 februari 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Phillips en schriftelijk uitgewerkt op 12 januari 2024.