ECLI:NL:RBZWB:2024:251

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
C/02/417687 / FA RK 24/35
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang

Op 8 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1935. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt verblijft momenteel in een zorgaccommodatie en is gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 januari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar advocaat, verzorgenden en familieleden. De cliënt uitte haar onvrede over haar verblijf in de zorgaccommodatie en betwistte de noodzaak van de inbewaringstelling, terwijl de behandelend arts en verzorgenden de noodzaak van de maatregel onderbouwden met informatie over de zorgsituatie van de cliënt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing, als gevolg van de psychogeriatrische aandoening van de cliënt. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit nadeel te voorkomen. De machtiging tot voortzetting is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 19 februari 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Phillips en schriftelijk uitgewerkt op 12 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417687 / FA RK 24/35
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 8 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1935 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie [zorglocatie] , [adres] te [plaats] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J.J.M. Cliteur te 's-Hertogenbosch.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 3 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Heusden van 2 januari 2024;
de medische verklaring van 2 januari 2024;
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd van 23 juni 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 januari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , verzorgende;
- de heer [naam 2] , familie van cliënt;
- mevrouw [naam 3] , familie van cliënt;
- mevrouw [naam 4] , arts.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënt te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Cliënt merkt op dat zij niet begrijpt waarom zij ineens in een zorgaccommodatie terecht is gekomen. Zij heeft altijd hard gewerkt, waaronder voor haar kinderen, zij heeft verder niemand iets aangedaan of iets verkeerds gedaan. Zij functioneerde prima, daarom hoort zij gewoon thuis te zijn. Op de opmerking van de behandelend rechter dat uit de medische verklaring blijkt dat zij thuis niet goed meer voor zichzelf zorgde en dat zij regelmatig viel antwoordt cliënt dat dit niet klopt. Zij eet normaal en zij is vorig jaar hooguit één keer gevallen. Cliënt herhaalt vervolgens meermalen dat het geen enkel nut heeft om haar nog langer in de zorgaccommodatie te laten verblijven.
3.2
De behandelend arts brengt naar voren dat bij cliënt de ziekte van Alzheimer is gediagnostiseerd. Uit de verkregen informatie van de huisarts blijkt dat sprake is van een progressief verloop. Cliënt is crisis opgenomen in de zorgaccommodatie, omdat zij zich thuis niet goed meer verzorgde, er steeds vaker valpartijen plaatsvonden en cliënt als gevolg van toenemende achterdocht binnenshuis risicovolle acties ondernam. Op de vraag van de advocaat of zijn cliënt met 24-uurs zorg thuis zou kunnen verblijven antwoordt zij dat dit wellicht mogelijk zou zijn, echter tekent zij daarbij aan dat zij in de zorgaccommodatie onder de mensen is en dit voor haar helpend is, nu zij thuis in belangrijke mate kampte met eenzaamheid. Bovendien betwijfelt zij of uit praktisch en financieel oogpunt bezien 24-uurs zorg in de thuissituatie van cliënt mogelijk c.q. haalbaar is.
3.3
De verzorgende merkt op dat in de zorgaccommodatie wordt gezien dat cliënt voor wat betreft haar algehele zelfverzorging waaronder ook de voedselinname moet worden gestuurd en gestimuleerd. Zij herkent de boosheid en de uitlatingen van cliënt tijdens de mondelinge behandeling dat zij niet langer in de zorgaccommodatie wil zijn; op andere momenten werden door haar vergelijkbare uitingen gedaan. Als meest recente voorbeeld benoemt zij dat cliënt vanochtend met al haar spullen ingepakt klaar stond bij de huiskamer, bedoeld om terug naar huis te keren.
3.4
De familie van cliënt geeft aan dat zij al bezig waren een geschikte zorginstelling voor haar te regelen, waarvoor zij ook al op een wachtlijst staat. Het is lastig gebleken om haar daarvoor te enthousiasmeren. Zij herkennen het in de medische verklaring geschetste actuele toestandsbeeld van cliënt en kunnen zich vinden in het verzoek.
3.5
De advocaat van cliënt voert aan dat hem uit het voorgesprek is gebleken dat de crisisinbewaringstelling voor zijn cliënt voelt alsof zij ontworteld is geraakt, nu zij niet langer in haar vertrouwde sociale omgeving is waar zij zich veilig voelde. In de medische verklaring zijn incidenten opgesomd duidend op ernstig nadeel of het risico daarop. Daarover heeft cliënt aangegeven dat die voor haar niet herkenbaar zijn. Daar staat tegenover dat uit de beschikbare gegevens volgt dat een verblijf van cliënt thuis met 24-uurs zorg alleen al uit praktisch en financieel oogpunt bezien niet als een reëel alternatief heeft te gelden. Echter de stelligheid waarmee cliënt aangeeft dat haar thuis voor haar de meest fijne en veilige plek is maakt dat hij namens haar vraagt het verzoek af te wijzen.

4.Beoordeling

4.1
Op 2 januari 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Heusden ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
4.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening en een daarmee gepaard gaande psychische stoornis, te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
4.3
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in ernstig lichamelijk letsel,
ernstige materiële schade en ernstige verwaarlozing. Cliënt is niet meer in staat te komen tot voldoende zelfzorg. Daarnaast is sprake van valgevaar en van toegenomen angsten en achterdocht bij cliënt, waardoor zij zichzelf en anderen in gevaar brengt.
4.4
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.5
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Cliënt laat op verbale en geagiteerde wijze en door haar spullen in te pakken blijken dat zij haar verblijf in de zorgaccommodatie niet wenst voort te zetten. Zij wil per direct naar huis omdat zij zich niet herkent in de zorgen die in de medische verklaring zijn opgenomen en tijdens de mondelinge behandeling zijn besproken.
4.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1935 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 19 februari 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr Phillips, rechter en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 12 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.