ECLI:NL:RBZWB:2024:2520

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
C/02/413539 / JE RK 23-1568
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
  • mr. De Graaf
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd tot 23 september 2024 en een deskundige benoemd om onderzoek te doen naar de mogelijkheden van terugplaatsing bij de ouders of een uitgebreide contactregeling. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, die de belangen van de minderjarige behartigt. De rechtbank heeft eerder op 14 maart 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die nu wordt verlengd in afwachting van de resultaten van het deskundigenonderzoek. De ouders zijn betrokken bij de procedure, met mr. J.J. Weldam als advocaat van de moeder en mr. T. Möller als advocaat van de vader. De rechtbank heeft de ouders de gelegenheid gegeven om hun standpunten over de voorgestelde deskundige en onderzoeksvragen kenbaar te maken. De benoemde deskundige, mr. drs. [naam 2], zal rapporteren over de opvoedvaardigheden van beide ouders en de mogelijkheden voor een (deeltijd)thuisplaatsing van de minderjarige. De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldige uitvoering van het onderzoek, waarbij de belangen van de minderjarige voorop staan. De ouders zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek en de rechtbank heeft de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste van de Rijkskas bepaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413539 / JE RK 23-1568
Datum uitspraak: 16 april 2024
Nadere beschikking over een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en benoeming van een deskundige
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, de gecertificeerde instelling, locatie Tilburg, namens deze het
LANDELIJK EXPERTISETEAM JEUGDBESCHERMING (LET), hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.J. Weldam te Utrecht,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. T. Möller te Tilburg.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 14 maart 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van mr. Möller van 22 maart 2024, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de brief van de GI van 27 maart 2024, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het e-mailbericht van mr. Weldam van 3 april 2024.

2.De feiten

2.1
Laatstelijk, bij beschikking van 14 maart 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd met ingang van 15 maart 2024 tot 23 april 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek, in afwachting van schriftelijke reactie van partijen om zich uit te laten over de door de rechtbank voorgestelde deskundige, de voorgestelde onderzoeksvragen zoals weergegeven in rechtsoverweging 5.12 van die beschikking, eventuele andere door hen gewenste vragen en de kosten verbonden aan het onderzoek.
2.2
[minderjarige] verblijft momenteel op grond van bovengenoemde machtiging in een gezinshuis op een geheim adres.

3.De (resterende) verzoeken

Thans liggen de volgende (resterende) verzoeken nog ter beoordeling voor.
3.1
De GI verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde voor de resterende periode tot 23 november 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder de rechtbank mondeling, bij wijze van zelfstandig verzoek, verzocht een deskundigenonderzoek te gelasten, naar de rechtbank begrijpt op grond van artikel 810a lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

4.De (nadere) beoordeling

4.1
Bij voornoemde beschikking van 14 maart 2024 is namens de rechtbank aangegeven dat zij voornemens is om een deskundige te benoemen in de persoon van mr. drs. [naam 2] (orthopedagoog) om te rapporteren en te adviseren over de opvoedvaardigheden van beide ouders en de mogelijkheid van een (deeltijd)thuisplaatsing van [minderjarige] bij een van hen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de voorgestelde deskundige, de voorgestelde onderzoeksvragen en eventuele ander door hen gewenste vraagpunten alsmede over de aan het onderzoek verbonden kosten.
4.2
De rechtbank heeft kennisgenomen van de berichten van partijen.
4.3
Door de GI is, samengevat, bericht dat er reeds een deskundigenonderzoek ligt en hierin een duidelijk beeld van [minderjarige] en de ouders beschreven staat. De GI zou dan ook graag zien dat, in plaats van een nieuwe onderzoek, mw. [naam 1], die eerder het forensisch psychologisch onderzoek heeft verricht, wordt opgeroepen om op dit eerdere onderzoek een nadere toelichting te geven. Daarbij heeft de GI bezwaar tegen de vertraging die de zaak oploopt door een nieuw onderzoek omdat [minderjarige] al langere tijd geen duidelijk perspectief heeft. Hierdoor kan zij nu niet voor haar trauma’s worden behandeld. Het is dan ook belangrijk dat het perspectief zo snel mogelijk wordt bepaald. Het is daarnaast van groot belang dat [minderjarige] zo snel mogelijk traumabehandeling gaat krijgen alsook hechting bevorderende therapie. Mocht de rechtbank toch een tweede onderzoek laten uitvoeren dan heeft de GI geen opmerkingen over de voorgestelde vragen.
4.4
Beide ouders zijn akkoord met de voorgestelde deskundige, de voorgestelde vragen en de kosten die aan het onderzoek zijn verbonden. Namens de moeder is nog gesteld dat zij zich verzet tegen het verzoek van de GI om mevrouw [naam 1] op te roepen voor een nadere toelichting. Zij is van mening is mw. [naam 1] een onjuist en onvolledig onderzoek heeft verricht en heeft dan ook geen vertrouwen in haar onpartijdigheid.
Benoeming deskundige
4.5
De rechtbank gaat voorbij aan het voorstel van de GI om mw. [naam 1] een nadere toelichting te laten geven op haar onderzoek. Dit is immers een gepasseerd station. De rechtbank heeft reeds in haar beschikking van 14 maart 2024 overwogen dat aan de voorwaarden van artikel 810a lid 2 Rv is voldaan. Indien dat het geval is dient het verzoek tot het benoemen van een deskundige te worden toegewezen. Dit heeft de rechtbank ook gedaan. De achterliggende gedachte achter deze bepaling is dat ouders in het kader van ‘equality of arms’ de mogelijkheid moeten hebben om een standpunt ten aanzien van een maatregel van jeugdbescherming die wezenlijk ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer en het familie- en gezinsleven gemotiveerd te weerspreken onder andere door onderzoek door een deskundige.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank mr. drs. [naam 2] tot deskundige benoemen en deze gelasten onderzoek te doen en daarbij de volgende vragen te beantwoorden:
Wat zijn de mogelijkheden van een geheel of gedeeltelijke terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder mede gelet op de problematiek van de minderjarige?
Nu de vader aangeeft dat zijn partner in deze geen doorslaggevende rol moet spelen is de vraag: wat zijn de mogelijkheden van de vader voor een geheel of gedeeltelijke terugplaatsing van de minderjarige bij hem?
In hoeverre kunnen de ouders een thuisplaatsing bij een van hen samen vormgeven, welke verdeling van de zorg komt in dat geval het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
Mocht een volledige thuisplaatsing niet mogelijk zijn, welke opties zijn er dan in het kader van een deeluithuisplaatsing of een uitgebreide contactregeling?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, dan wel in het voorgaande onderzoek, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de minderjarige?
4.6
De rechtbank heeft partijen laten weten dat de door de deskundige beraamde kosten in eerste instantie ten laste zullen komen voor ’s Rijks kas.
4.7
Nu de rechtbank door middel van deze beschikking een deskundige zal benoemen, wijst zij partijen erop dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek van de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken, als in het dictum van deze beschikking omschreven. Wordt aan een van de verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
4.8
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en/of verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
Termijn onderzoek
4.9
De rechtbank geeft de GI mee dat zij geen reden ziet om de deskundige te verplichten het onderzoek afgerond te hebben in juni 2024, los van het gegeven dat de rechtbank daartoe geen wettelijke mogelijkheden heeft. Vooropgesteld dient te worden dat het onderzoek zorgvuldig dient te worden verricht. Tevens heeft de deskundige toegezegd half april te zullen beginnen met het onderzoek. Dit betekent dat de deskundige meteen kan starten. In haar overwegingen om een deskundige te benoemen heeft de rechtbank reeds gekeken naar de vraag of het in het belang is van [minderjarige] om een deskundige te benoemen. In haar beoordeling heeft ze ook meegewogen dat het benoemen van een deskundige ervoor zorgt dat [minderjarige] nog wat langer in onzekerheid blijft over de vraag waar zij gaat opgroeien en mogelijk traumabehandeling niet kan starten. Ten aanzien van dit laatste punt blijft de rechtbank overigens bij hetgeen zij eerder hieromtrent heeft overwogen. Hoewel het perspectief van [minderjarige] nog niet duidelijk is verblijft zij op dit moment in een stabiele omgeving. Wellicht is het mogelijk om daar reeds een start te maken met bepaalde therapieën. Verder acht de rechtbank het nog steeds noodzakelijk dat de vader begint met het voortraject. Het is inderdaad nog onduidelijk wat er uit het onderzoek van de deskundige gaat komen. Echter, dit laat onverlet dat het belangrijk is om te bezien welke mogelijkheden de vader heeft en of [minderjarige] bij de vader kan worden geplaatst. De rol van de moeder kan dan later worden bezien.
4.1
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande bepalen dat het schriftelijke deskundigenrapport uiterlijk op
8 augustus 2024 pro formater griffie van de rechtbank dient te worden ingediend of zoveel eerder als mogelijk. De rechtbank verzoekt de deskundige wel om dit onderzoek met spoed op te pakken.
Duur van de machtiging en het verdere verloop
4.11
Zoals de rechtbank bij beschikking van 14 maart 2024 onder rechtsoverweging 5.18 reeds heeft overwogen, zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] thans worden verlengd, met ingang van 23 april 2023 tot 23 september 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek, dit in afwachting van de resultaten van het deskundigenonderzoek.
4.12
De GI en de (advocaten van de) ouders worden verzocht zich,
uiterlijk binnen twee weken na ontvangt van het deskundigenrapport, uit te laten over;
- de resultaten van het deskundigenonderzoek;
- het door hen gewenste verdere procesverloop.
Tevens verzoekt de rechtbank
de GIom zich alsdan ook uit te laten over:
- de laatste stand van zaken en het verloop van de machtiging tot heden, de mogelijke traumabehandeling van [minderjarige] en het traject van de vader bij GGD [locatie];
- of het resterende verzoek wordt gehandhaafd.
4.13
Naar aanleiding van de reacties van partijen op het hierboven gevraagde zal de rechtbank het verdere procesverloop bepalen.
4.14
Nu de GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, betekent het vorenstaande dat er vanaf 23 september 2024 nog een periode van twee maanden resteert, te weten tot 23 november 2024.
4.15
Al het voorgaande leidt tot de volgende (tussen)beslissing.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 23 april 2024 tot 23 september 2024;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
gelast een deskundigenonderzoek en formuleert de navolgende vraagpunten:
Wat zijn de mogelijkheden van een geheel of gedeeltelijke terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder mede gelet op de problematiek van de minderjarige?
Nu de vader aangeeft dat zijn partner in deze geen doorslaggevende rol moet spelen is de vraag: wat zijn de mogelijkheden van de vader voor een geheel of gedeeltelijke terugplaatsing van de minderjarige bij hem?
In hoeverre kunnen de ouders een thuisplaatsing bij een van hen samen vormgeven, welke verdeling van de zorg komt in dat geval het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
Mocht een volledige thuisplaatsing niet mogelijk zijn, welke opties zijn er dan in het kader van een deeluithuisplaatsing of een uitgebreide contactregeling?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, dan wel in het voorgaande onderzoek, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de minderjarige?
5.4
benoemt tot deskundige mr. drs. [naam 2], [adres], ([e-mailadres]);
5.5
bepaalt dat de kosten van het deskundigenonderzoek, beraamd op € 10.425,- (zegge: tienduizend vierhonderdvijfentwintig euro) exclusief BTW ten laste komt van ’s Rijks kas;
5.6
draagt de deskundige op om uiterlijk
8 augustus 2024 PRO FORMAhaar deskundigenrapport ter griffie van de rechtbank in te dienen, ondertekend en in drievoud, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
5.7
bepaalt dat de moeder, als verzoeker van het deskundigenonderzoek, het gehele procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen;
5.8
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
5.9
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
5.1
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl);
5.11
wijst (de advocaten van) de ouders en de GI erop dat zij
binnen twee wekenna ontvangst van het deskundigenrapport daarop dienen te reageren, zoals is overwogen onder rechtsoverweging 4.12;
5.12
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden;
5.13
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024 door mr. Jansen, voorzitter, mr. De Graaf en mr. Hendriks, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.