ECLI:NL:RBZWB:2024:2540

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/02/417221 / HA ZA 23-678 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Goedegebuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot oproep in vrijwaring afgewezen in geschil over gebruik van appartementsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een incident tot oproep in vrijwaring. De eiseres, de vereniging van eigenaars (VvE), heeft een verklaring voor recht gevorderd dat het gebruik van een winkelunit door de gedaagde, [naam], in strijd is met de splitsingsakte en het splitsingsreglement. De VvE stelt dat [naam] het appartementsrecht verhuurt aan de vennootschap onder firma (V.O.F.), die een restaurant exploiteert, wat volgens de VvE niet is toegestaan. De V.O.F. heeft in het incident gevorderd om [naam] in vrijwaring op te roepen, omdat zij schade vreest als de vordering van de VvE wordt toegewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering tot oproep in vrijwaring moet worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat de V.O.F. zelf verantwoordelijk is voor het gebruik van het appartementsrecht en dat eventuele schade die zij lijdt, niet kan worden afgewenteld op [naam]. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de V.O.F. in een afzonderlijke procedure mogelijk [naam] kan aanspreken voor schadevergoeding, maar dat dit niet binnen de huidige procedure kan worden behandeld. De V.O.F. is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de VvE betalen, die zijn begroot op € 699,00. De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak is opnieuw op de rol gezet voor 29 mei 2024 voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/417221 / HA ZA 23-678
Vonnis in incident van 17 april 2024
in de zaak van
de vereniging van eigenaars
[VVE],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. T.M. Kools te Roosendaal,
tegen

1.[naam] ,

wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.A.J.M. van de Wijngaard te Rosmalen,
2. de vennootschap onder firma
[V.O.F.],
gevestigd te [plaats 1] ,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J. van Boekel te Tilburg.
Partijen zullen hierna de VvE, [naam] en [V.O.F.] genoemd worden.

1.Waar gaat deze zaak over

1.1.
[VVE] is een appartementencomplex bestaande uit appartementen, woningen, bijbehorende parkeerplaatsen en winkelunits met magazijnruimtes. [naam] is eigenaar van een aantal appartementsrechten in het complex, onder andere van een winkelunit met magazijnruimte op de begane grond, plaatselijk bekend [adres] . [naam] verhuurt het appartementsrecht aan [V.O.F.] , die een Syrisch restaurant in het gehuurde exploiteert. De VvE stelt zich op het standpunt dat dit in strijd is met de splitsingsakte en het splitsingsreglement, omdat een restaurant niet gelijk te stellen is met een winkelruimte. De VvE wenst aan deze onrechtmatige situatie een einde te maken en vordert daarom een verklaring voor recht dat het huidige gebruik is strijd is met de splitsingsakte en het splitsingsreglement, met veroordeling van [naam] en [V.O.F.] om het huidige gebruik te staken en gestaakt te houden.
1.2.
In het incident vordert [V.O.F.] dat haar wordt toegestaan [naam] in vrijwaring op te roepen. [V.O.F.] stelt dat zij de ruimte sinds september 2018 huurt van [naam] . [V.O.F.] was niet bekend met de inhoud van de splitsingsakte of met de discussie die volgens de dagvaarding al sinds 2017 zou lopen. [V.O.F.] lijdt schade als de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen en wil deze schade op [naam] verhalen. In het verlengde daarvan vordert hij verwijzing naar de kantonrechter. De VvE voert gemotiveerd verweer.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties genummerd 1 tot en met 13,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring aan de zijde van [V.O.F.] , met een
productie,
- de conclusie van antwoord in het incident.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
De rechtbank wijst de vordering tot oproep in vrijwaring af. Zij legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
3.2.
Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar, als voldoende gemotiveerd en concreet wordt gesteld dat de partij die de derde wil oproepen op grond van een rechtsverhouding met die derde recht en belang heeft om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde te verhalen. In dat geval heeft het de voorkeur om de vrijwaringszaak zoveel mogelijk tegelijkertijd met de hoofdzaak te behandelen. Bij de vraag of de incidentele vordering kan worden toegewezen, moet de rechtbank dan ook rekening houden met de doelmatigheid van een gezamenlijke behandeling. Daarbij moeten de belangen van alle partijen worden meegewogen, onder andere ten aanzien van de vraag of er een onredelijke of onnodige vertraging van het geding te verwachten is.
3.3.
De VvE heeft een hoofdelijke veroordeling gevorderd tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van het appartementsrecht. De rechtbank zal daarvoor eerst moeten behoordelen of er sprake is van gebruik in strijd met de splitsingsakte en het splitsingsreglement. Als de rechtbank tot dit oordeel komt en oordeelt dat het gebruik moet worden gestaakt, is het een veroordeling waaraan [V.O.F.] zelf moet voldoen. Hij is immers de gebruiker van het appartementsrecht. Dit kan niet worden afgewenteld op [naam] . Dat betekent niet dat [V.O.F.] geen schade kan lijden als hij de exploitatie van zijn restaurant moet staken. Voor deze schade kan hij mogelijk [naam] aanspreken. Voor een dergelijke vordering is gelet op de complexiteit van een dergelijke vordering echter geen plaats in de voorliggende procedure. [V.O.F.] kan [naam] , indien de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, in een afzonderlijke procedure betrekken.
3.4.
Gelet op het voorgaande hoeft de rechtbank de verwijzing naar de kantonrechter niet nader te bespreken.
proceskosten
3.5.
[V.O.F.] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in het incident betalen. De proceskosten van de VvE worden begroot op:
- salaris advocaat € 521,00 (1 punt × tarief I)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 699,00

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [V.O.F.] in de proceskosten van € 699,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [V.O.F.] niet tijdig betaalt en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [V.O.F.] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 mei 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goedegebuur en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024. [1]

Voetnoten

1.type: mvda