ECLI:NL:RBZWB:2024:2542
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake schorsing en intrekking uitkering Participatiewet
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2024, wordt er beslist op de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoekster tegen de schorsing en intrekking van haar uitkering op grond van de Participatiewet. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Moghni, heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht, wat is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 16 april 2024, maar de gemachtigde van verzoekster heeft voorafgaand aan de zitting meegedeeld dat het griffierecht niet betaald zou worden. Hierdoor konden de verzoeken niet inhoudelijk op zitting worden behandeld.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, aangezien het griffierecht niet (tijdig) is betaald, de verzoeken om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Dit besluit is genomen in overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), specifiek artikel 8:82 in samenhang met artikel 8:41. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.