ECLI:NL:RBZWB:2024:2542

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
BRE 24/2679 PW en BRE 24/2906 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake schorsing en intrekking uitkering Participatiewet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2024, wordt er beslist op de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoekster tegen de schorsing en intrekking van haar uitkering op grond van de Participatiewet. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Moghni, heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht, wat is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 16 april 2024, maar de gemachtigde van verzoekster heeft voorafgaand aan de zitting meegedeeld dat het griffierecht niet betaald zou worden. Hierdoor konden de verzoeken niet inhoudelijk op zitting worden behandeld.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, aangezien het griffierecht niet (tijdig) is betaald, de verzoeken om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Dit besluit is genomen in overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), specifiek artikel 8:82 in samenhang met artikel 8:41. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 24/2679 PW
BRE 24/2906 PW

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. R. Moghni),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoekster tegen de schorsing en intrekking van haar uitkering op grond van de Participatiewet.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 16 april 2024.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Dit vloeit voort uit artikel 8:82 van de Awb, in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.
2. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van betalen van griffierecht. Dit verzoek is afgewezen. Aan verzoekster is meegedeeld dat zij voorafgaand aan de zitting het griffierecht moet betalen. Daarbij is zij erop gewezen dat als zij het griffierecht niet betaald de verzoeken niet ontvankelijk zullen worden verklaard.
3. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van verzoekster aan de voorzieningenrechter meegedeeld dat het griffierecht niet betaald zal worden. De verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening zijn daarom niet inhoudelijk op zitting behandeld.
4. Omdat het griffierecht niet (tijdig) is betaald worden de verzoeken niet-ontvankelijk verklaard.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 19 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.