ECLI:NL:RBZWB:2024:2545

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
02/129462-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 02/129462-23. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel toegewezen en deze omgezet naar een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. De zaak betreft [betrokkene], geboren in 1987 en thans gedetineerd in de PI Zuid-Oost. De officier van justitie had de tenuitvoerlegging gevorderd vanwege overtredingen van de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke ISD-maatregel waren verbonden. Tijdens de zitting op 4 april 2024 zijn zowel de officier van justitie als de verdediging gehoord. De verdediging pleitte voor afwijzing van de vordering, stellende dat [betrokkene] zich had ingespannen voor zijn behandeling bij [forensische zorg]. De rechtbank oordeelde echter dat [betrokkene] zich niet had gehouden aan de voorwaarden van de behandeling en dat zijn gedrag in de kliniek onacceptabel was. De rechtbank concludeerde dat de voorwaardelijke ISD-maatregel niet had geleid tot de gewenste gedragsverandering en dat de veiligheid van de maatschappij in het geding was. Daarom werd de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen en de maatregel omgezet naar onvoorwaardelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/129462-23
beslissing van de meervoudige kamer op de vordering tot tenuitvoerlegging
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[betrokkene] ,geboren op [geboortedag] 1987, te [geboorteland] ,
thans gedetineerd in de PI Zuid-Oost, [locatie]
.

1.De procedure

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan [betrokkene] opgelegde maatregel.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburgd.d. 30 augustus 2023;
- het advies van verslavingsreclassering GGZ Limburg [forensische zorg] d.d. 8 maart 2024;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 11 maart 2024;
- de feitenverslagen van [forensische zorg] .
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2024 is de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink gehoord.
Tevens is [betrokkene] gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A.W. den Ouden, advocaat te Oisterwijk.
Verder zijn als deskundigen gehoord mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] , reclasseringswerkers.

2.Het oorspronkelijke vonnis

Aan [betrokkene] is bij het hiervoor vermelde vonnis onder meer opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 (twee) jaar, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- de rechtbank heeft daarbij als algemene voorwaarden gesteld:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een
strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- de rechtbank heeft daarbij als bijzondere voorwaarden gesteld:
* dat verdachte zich, aansluitend op de gevangenisstraf, zal laten opnemen in een nader te
bepalen instelling, zulks te bepalen door de reclassering en/of door de justitiële instantie die
verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de
zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het
innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte aansluitend op de klinische opname zal verblijven in het Safehouse van
het RIBW of een soortgelijke instelling, zulks te bepalen door de reclassering, gedurende de
gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan
de huisregels en aanwijzingen die door de instelling worden gegeven;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urine- en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De
reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en
aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering.
Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 15 september 2023.

3.De beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in eerste instantie gevorderd de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel ten uitvoer te leggen vanwege overtreding van de bijzondere voorwaarden. Ter zitting heeft hij gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en de proeftijd te verlengen met een (1) jaar.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank de vordering dient af te wijzen. [betrokkene] is geplaatst bij [forensische zorg] (hierna: [forensische zorg] ) voor het behandelen van zijn verslavingsproblematiek. [betrokkene] was voor de opname bij [forensische zorg] al drie maanden abstinent van drugs en wilde graag de behandeling in. Er werd echter toch eerst een observatieperiode gestart en pas daarna startte de behandeling. Dat frustreerde [betrokkene] enorm. [betrokkene] heeft wellicht binnen [forensische zorg] wat kleine overtredingen begaan, maar die zijn naar de mening van de verdediging onvoldoende ernstig om nu over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel. Dit is een ultimum remedium waarbij voortzetting van het toezicht met ambulante voorwaarden absoluut onmogelijk is. Aan dit criterium is niet voldaan. Het is logisch dat een behandeling bij [forensische zorg] complex kan zijn en met horten en stoten verloopt. Hij heeft grote stappen gezet en wilde destijds zelf langer in detentie blijven totdat hij bij de kliniek terecht kon. [betrokkene] dient een kans te krijgen om bij [forensische zorg] alsnog zijn behandeling af te maken. Een verlenging van de proeftijd is wat de verdediging betreft niet aan de orde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit inlichtingen van de reclassering d.d. 8 maart 2024 en de feitenverslagen van [forensische zorg] blijkt dat [betrokkene] zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarde, dat hij meewerkt aan zijn behandeling in een nader te bepalen instelling en dat hij zich aldaar dient te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Volgens de reclassering is [betrokkene] op 22 november 2023 aangekomen in de kliniek. De opname verliep al niet naar wens. Hij zat onvoldoende in behandeling en werkte ontwrichtend op de afdeling. Er zijn meerdere feitenverslagen gemeld door de kliniek waarbij het met name ging om verbale agressie en grensoverschrijdend gedrag naar medepatiënten en naar de begeleiders. Op 7 maart 2024 heeft de kliniek de behandeling stopgezet en vervolgens is [betrokkene] uitgeplaatst naar een PI.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier dat aan de veroordeling ten grondslag lag. De reclassering heeft destijds in haar rapport van 29 juni 2023 geadviseerd een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. [betrokkene] stond sinds december 2022 onder toezicht van de verslavingsreclassering van Novadic-Kentron te Tilburg. Dit toezicht kwam nauwelijks van de grond omdat betrokkene structureel niet kwam opdagen op de afspraken. Daarnaast werd hem ook een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname opgelegd, maar hier schitterde hij eveneens door afwezigheid. Destijds luidde de conclusie van de reclassering dat er sprake is van een hoog recidiverisico en voortdurende overlastgevende criminaliteit en dat de enige manier om de overlast tegen te gaan het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is. De reclassering zag als voordeel van een traject binnen de onvoorwaardelijke maatregel dat [betrokkene] bij een terugval in gebruik en/of recidive direct teruggeplaatst kan worden in detentie voor een time-out, zodat verdere afglijding en schade aan de maatschappij voorkomen kan worden. Dit zou tevens de mogelijkheid creëren tot aanscherping c.q. aanpassing van het re-integratieplan. Het strikte kader van de onvoorwaardelijke ISD leek de reclassering noodzakelijk, mede gezien de hoge kans op onttrekking aan voorwaarden.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 30 augustus 2023 aan [betrokkene] - ondanks het advies van de reclassering om aan [betrokkene] een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen - een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd. Zij heeft in haar vonnis daartoe het volgende overwogen:
“Met deze voorwaardelijke maatregel krijgt verdachte een laatste kans om aan zijn toekomst te werken. Gelet op de hardnekkige verslavingsproblematiek van verdachte en daarmee samenhangend het verhoogde risico op recidive, acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte direct vanuit detentie start met de klinische opname.”
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte zich, mede gelet op deze laatste kans die hem werd geboden, meewerkend op moeten stellen tijdens de behandeling. Uit de feitenverslagen van [forensische zorg] blijkt dat [betrokkene] meerdere keren de huisregels heeft overtreden en aanwijzingen niet heeft opgevolgd. Hij heeft daarmee dus een van de bijzondere voorwaarden overtreden. [betrokkene] was daarop niet aanspreekbaar, ook niet als zijn reclasseringswerkers bij de gesprekken betrokken werden. Reclasseringswerker [naam 2] heeft hierover ter zitting verklaard dat [betrokkene] verbaal agressief was tijdens het laatste gesprek, dat hij wegliep en er niet meer met hem te praten was. Na meerdere incidenten besloot de kliniek de behandeling te stoppen. Ter zitting heeft [betrokkene] onvoldoende kunnen reflecteren op zijn handelen. Hij heeft de incidenten gebagatelliseerd en deels ontkend. De rechtbank stelt vast dat de klinische behandeling van [betrokkene] in het kader van de voorwaardelijke ISD-maatregel onvoldoende is gebleken, om het recidive risico te beperken en ter optimale bescherming van de maatschappij.
Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid meer dan de vordering thans toe te wijzen. De rechtbank wijst dan ook de vordering toe en beveelt de tenuitvoerlegging van de maatregel voor de duur van twee jaren.

4.De beslissing.

De rechtbank:
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en beveelt de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier G.T.A. Schuurmans-Knoop en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 april 2024.
Mr. Beudeker is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.