Uitspraak
thans gedetineerd in de PI Zuid-Oost, [locatie]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 02/129462-23. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel toegewezen en deze omgezet naar een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. De zaak betreft [betrokkene], geboren in 1987 en thans gedetineerd in de PI Zuid-Oost. De officier van justitie had de tenuitvoerlegging gevorderd vanwege overtredingen van de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke ISD-maatregel waren verbonden. Tijdens de zitting op 4 april 2024 zijn zowel de officier van justitie als de verdediging gehoord. De verdediging pleitte voor afwijzing van de vordering, stellende dat [betrokkene] zich had ingespannen voor zijn behandeling bij [forensische zorg]. De rechtbank oordeelde echter dat [betrokkene] zich niet had gehouden aan de voorwaarden van de behandeling en dat zijn gedrag in de kliniek onacceptabel was. De rechtbank concludeerde dat de voorwaardelijke ISD-maatregel niet had geleid tot de gewenste gedragsverandering en dat de veiligheid van de maatschappij in het geding was. Daarom werd de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen en de maatregel omgezet naar onvoorwaardelijk.