In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.W.M. de Haan, verzocht de rechtbank om de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. Z. Gademan, te verplichten tot het betalen van een maandelijkse bijdrage van € 870,- voor de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2012. De man had tot dat moment een bedrag van € 250,- per maand betaald, maar betwistte de hoogte van de gevraagde alimentatie en verzocht om terugbetaling van te veel ontvangen bedragen.
De rechtbank heeft de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op 1 november 2022, rekening houdend met de financiële situatie van beide partijen. De vrouw had een netto besteedbaar inkomen van € 664,- per maand, terwijl de man, directeur-grootaandeelhouder van een bedrijf, een netto besteedbaar inkomen van € 3.661,- per maand had. De rechtbank heeft de behoefte van het kind vastgesteld op € 672,- per maand in 2024, rekening houdend met de wettelijke indexeringen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de man, gezien zijn financiële draagkracht, een bijdrage van € 318,- per maand moet betalen met ingang van 1 november 2022, en dat dit bedrag in de daaropvolgende jaren zal variëren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw geen terugbetaling hoeft te doen van de eerder ontvangen alimentatie, omdat deze aan de minderjarige is besteed. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.