ECLI:NL:RBZWB:2024:2558

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/02/415937 / HA ZA 23-594(T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van drie rechtspersonen in een aansprakelijkheidszaak

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring aan de orde. De eisende partij, Chubb Insurance (Switzerland) Limited, heeft Kdynium AS aangeklaagd voor aansprakelijkheid in verband met een ongeval dat plaatsvond in 2016, waarbij een persoon om het leven kwam. Chubb, als aansprakelijkheidsverzekeraar van de producent van de betrokken tokkelbaan, vordert een verklaring voor recht dat Kdynium aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit dit ongeval, en eist een schadevergoeding van € 426.324,48.

Kdynium heeft in het incident verzocht om drie andere vennootschappen, waaronder de producent van de tokkelbaan, in vrijwaring op te roepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, aangezien het ongeval zich in Nederland heeft voorgedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat Kdynium voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de oproeping van Prolim Engineering GmbH en Funcha! BV in vrijwaring, maar heeft de oproeping van Kanopeo afgewezen, omdat er geen rechtsverhouding bestaat die een verplichting tot vrijwaring kan rechtvaardigen.

De rechtbank heeft de proceskosten in het incident gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De hoofdzaak zal op een later moment opnieuw worden behandeld, waarbij de rechtbank zal beslissen over de verdere procedure.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/415937 / HA ZA 23-594
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
CHUBB INSURANCE (SWITZERLAND) LIMITED,
te Zürich (Zwitserland),
eisende partij in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: Chubb,
advocaat: mr. D.J. Wolf te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
KDYNIUM AS,
te Kdyne (Tsjechië),
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: Kdynium,
advocaat: mr. J.S. Mennema te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 mei 2023,
- de akte overlegging producties van de zijde van Chubb, met producties genummerd 1 tot en met 4,
- het B16-formulier met producties 5 en 6 van de zijde van Chubb,
- de akte herstel verzuim van de zijde van Chubb,
- de incidentele conclusie houdende vordering tot oproeping in vrijwaring (artikel 210 Rv) en conclusie van antwoord, met producties genummerd 1 tot en met 21,
- de antwoordconclusie in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Chubb vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat Kdynium jegens Chubb aansprakelijk is voor het aan wijlen de heer [naam] overkomen ongeval op [datum] 2016 in [locatie] te [plaats] en vordert tevens om Kdynium te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 426.324,48.
2.2.
In de hoofdzaak stelt Chubb – kort gezegd – het volgende. Op [datum] 2014 heeft zich een ongeval voorgedaan op een tokkelbaan – met een Saferoller long zipline – in [locatie] te [plaats] . Bij dit ongeval is de heer [naam] gewond geraakt en daarna komen te overlijden. Chubb heeft als aansprakelijkheidsverzekeraar van de producent van de Saferoller long zipline, Kanopeo GmbH (hierna: Kanopeo), de overlijdensschade afgewikkeld met de nabestaanden van wijlen de heer [naam] . Chubb heeft in totaal een bedrag van
€ 418.125,18 aan de nabestaanden betaald en een bedrag van € 8.199,30 aan kosten gemaakt. Chubb stelt dat uit onderzoek is gebleken dat de oorzaak van het ongeval is gelegen in een gebrek van een door Kdynium geproduceerd onderdeel van de Saferoller long zipline, namelijk de long zipline clamp. Chubb wenst in de hoofdzaak regres te nemen op Kdynium uit hoofde van cessie, voor zowel de overlijdensschade van de nabestaanden van wijlen de heer [naam] als de daarmee verband houdende kosten die zij heeft gemaakt.

3.De vordering in het incident

3.1.
Kdynium vordert dat haar wordt toegestaan om de vennootschappen Kanopeo, Prolim Engineering GmbH (hierna Prolim) en Funcha! BV (hierna: Funcha) in vrijwaring op te roepen en te bevelen dat zij tegen een door de rechtbank te bepalen terechtzitting worden gedagvaard om op de eis in vrijwaring te worden gehoord.
Kdynium stelt dat Kanopeo op grond van artikel 6:162 BW en artikel 6:185 BW aansprakelijk is voor de door Chubb gevorderde schade, nu zij het Saferoller-product heeft geconcipieerd, ontwikkeld, getest, geproduceerd, op de markt heeft gebracht en de montage- en gebruiksinstructies heeft uitgevaardigd. Kanopeo was op de hoogte van de producteigenschappen van de Saferoller-onderdelen, besliste over het gebruik en de geschiktheid en heeft de producten in omloop gebracht en gehouden terwijl zij op de hoogte was van mogelijke risico’s. Bovendien is zij tekortgeschoten in het kader van de montage-instructies aan aannemer Funcha.
Daarnaast stelt Kdynium dat Prolim, het door Kanopeo ingeschakelde ingenieursbureau, op grond van artikel 6:162 BW, aansprakelijk is voor de geleden schade, nu zij de ontwerpen en materiaalspecificaties voor de Saferoller-onderdelen aan Kdynium heeft verstrekt. Prolim had zorgvuldig moeten beoordelen en testen of de onderdelen en daarvoor gebruikte materialen al geschikt waren voor toepassing in een klimparcours en tokkelbaan. Prolim heeft niet de benodigde zorgvuldigheid betracht, maar heeft kort na de eerste prototypen de opdracht tot serieproductie verstrekt.
Tot slot stelt Kdynium dat Funcha eveneens op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de geleden schade. Zij heeft het Saferoller-systeem met bijbehorende backup-beveiliging op onjuiste wijze gebouwd en gemonteerd. Indien deze beveiliging wel functioneerde, was de tokkelbaan – ondanks het afbreken van de long zipline clamp – niet naar beneden gestort. De montagefout van Funcha staat dan ook in een condicio sine qua non-verband tot de door Chubb gevorderde schade.

4.Het verweer in het incident

4.1.
Chubb voert geen verweer tegen de incidentele vordering voor zover deze ziet op de oproeping in vrijwaring van Prolim en Funcha. Chubb heeft wel bezwaar tegen de gevorderde oproeping in vrijwaring van Kanopeo. Chubb stelt zich op het standpunt dat Kdynium rechtens geen belang heeft bij het in vrijwaring oproepen van Kanopeo en voert daartoe het volgende aan. In de dagvaarding heeft Chubb reeds aangegeven dat indien, en voor zover, Kanopeo in de onderlinge verhouding tot Kdynium een aandeel heeft in de overlijdenschade van de nabestaanden van wijlen de heer [naam] (hetgeen door Chubb wordt betwist), zij onderkent en aanvaardt dat haar regresvordering op Kdynium in zoverre niet toewijsbaar is. Indien en voor zover komt vast te staan dat zowel Kdynium als Kanopeo hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de nabestaanden van wijlen de heer [naam] geleden schade, dan dient het aandeel van Kanopeo in mindering te worden gebracht op de vordering van Chubb op Kdynium. De vordering voor dat gedeelte is dan immers niet toewijsbaar, hetgeen (ook) volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BX5880).

5.De beoordeling in het incident

bevoegdheid
5.1.
Nu Kdynium is gevestigd in Tsjechië, heeft de zaak een internationaal karakter en dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank beantwoord die vraag bevestigd op grond van artikel 7 lid 2 van de in deze toepasselijk Verordening (EG) nr. 1215/2012 (hierna: Brussel I bis-Verordening). Op grond van dit artikel kan de persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat (Tsjechië) in een andere lidstaat ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad voor het recht van de plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen (Nederland) worden opgeroepen. Nu het ongeval én de schade zich in [plaats] , Nederland, hebben voorgedaan is de Nederlandse rechter, meer specifiek op grond van artikel 102 Rv de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, bevoegd om van onderhavige vorderingen kennis te nemen.
geldend recht
5.2.
Naast de vraag welke rechter bevoegd is dient, nu Kdynium in Tsjechië gevestigd is, te worden beoordeeld welk recht van toepassing is. De rechtbank dient immers op grond van artikel 10:2 BW ambtshalve de regels van internationaal privaatrecht en het door die regels aangewezen recht toe te passen. Op grond van art. 4 lid 1 van de Verordening nr. 864/2007 (hierna: Rome II-Verordening) is op een onrechtmatige daad, waaronder productaansprakelijkheid, het recht van het land waar de schade zich voordoet van toepassing. In onderhavige zaak heeft de schade zich voorgedaan in [plaats] , Nederland. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Nederlands recht van toepassing is.
vrijwaring
5.3.
De incidentele conclusie is, gelet op het bepaalde in artikel 210 lid 1 Rv, tijdig genomen, zodat Kdynium in zoverre in zijn incidentele vordering kan worden ontvangen.
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 210 Rv de mogelijkheid biedt om een ander (de waarborg) in het geding te betrekken teneinde eventuele nadelige gevolgen van een verlies in de hoofdzaak te kunnen afwentelen. Maatstaf voor de toewijsbaarheid van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is of de gewaarborgde voldoende onderbouwd heeft gesteld dat de in vrijwaring op te roepen waarborg op grond van een rechtsverhouding verplicht is (een deel van) de nadelige gevolgen van een veroordeling in de hoofdzaak te dragen. Deze rechtsverhouding kan ook voortkomen uit een onrechtmatige daad.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van Prolim en Funcha aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring in voldaan, nu uit de stellingen van Kdynium voldoende naar voren komt dat van een rechtsverhouding als hiervoor bedoeld sprake kan zijn. Nu Chubb de stellingen van Kdynium ten aanzien Prolim en Funcha niet heeft weersproken, valt niet uit te sluiten dat Kdynium zich mogelijk op Prolim en/ of Funcha kan verhalen wanneer de beslissing in de hoofdzaak nadelig voor haar zal uitvallen. De incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring zal dan ook ten aanzien van Prolim en Funcha worden toegewezen.
5.6.
De rechtbank zal de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van Kanopeo afwijzen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat tussen Kdynium en Kanapeo geen rechtsverhouding bestaat die voor Kanapeo een verplichting tot vrijwaring kan meebrengen. Gelet op hetgeen Chubb in de hoofdzaak heeft gevorderd, moet in de hoofdzaak worden beoordeeld of Kdynium naast Kanopeo jegens de nabestaanden van [naam] mede (hoofdelijk) aansprakelijk is en zo ja, welke interne draagplicht Kdynium en Kanopeo hebben voor de door de nabestaanden van [naam] geleden schade. Chubb kan als verzekeraar van Kanopeo immers slechts dat deel van de door de nabestaanden van [naam] geleden schade op Kdynium verhalen dat Kdynium in de onderlinge verhouding tot Kanopeo aangaat. Kdynium kan in de hoofdzaak dus niet worden veroordeeld tot betaling aan Chubb van een hoger bedrag dan haar in de onderlinge verhouding tot Kanopeo aangaat. In dat geval komt Kdynium geen regresrecht toe op Kanopeo, zodat dit niet tot vrijwaring kan leiden.
proceskosten
5.7.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten in het incident compenseren.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
staat toe dat Prolim Engineering GMBH, gevestigd te Küsnacht ZH, Zwitserland, door Kdynium wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
29 mei 2024, om op de eis in vrijwaring te antwoorden en voort te procederen;
6.2.
staat toe dat FUNCHA! BV, statutair gevestigd te Werkhoven, kantoorhoudende te Bunnik, door Kdynium wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van
29 mei 2024, om op de eis in vrijwaring te antwoorden en voort te procederen;
6.3.
wijst de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van Kanopeo GMBH af;
6.4.
compenseert de kosten in vrijwaringsincident in die zin dat Chubb en Kdynium ieder hun eigen kosten dragen;
in de hoofdzaak
6.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
1 mei 2024voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling;
6.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op
17 april 2024.