ECLI:NL:RBZWB:2024:2560

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
420940 JE RK 24-585
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 11 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de advocaten van de minderjarige en de moeder, alsook een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige als belanghebbende aangemerkt, en de moeder is vertegenwoordigd door haar advocaat. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd met de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, die sinds juni 2023 in een gesloten accommodatie verblijft. De GI heeft verzocht om een verlenging van de machtiging voor een periode van zes maanden, waarvan de laatste drie maanden aan te houden. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor een periode van drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging, en benadrukt het belang van het onderzoeken van de oorzaken van de problemen van de minderjarige en het bepalen van haar toekomstperspectief. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om aandacht te besteden aan de ondersteuning van het netwerk rondom de minderjarige. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 19 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/420940 / JE RK 24-585
Datum uitspraak: 11 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Etten-Leur,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. M. Hofland te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Koop- van Vliet te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 4 april 2024;
  • de verklaring van de gedragswetenschapper van 10 april 2024.
1.2
Op 11 april 2024 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord;
- de advocaat van [minderjarige] ;
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3
Na afloop van de zitting heeft de kinderrechter telefonisch contact gehad met [minderjarige] om haar mening te horen.
1.4
De zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI in het kader van de geschillenregeling, zaaknummer C/02/ 420425 / JE RK 24-501. In beide zaken wordt een afzonderlijke beschikking gewezen.

2.De feiten

2.1
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
Bij beschikking van 14 november 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 10 november 2023 tot 10 november 2024.
2.3
Bij beschikking van 6 juni 2023 is, met instemming van de moeder met gezag, een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, zonder voorafgaand horen van belanghebbenden met ingang van 6 juni 2023 tot uiterlijk 20 juni 2023.
2.4
Bij beschikking van 15 juni 2023 is, met instemming van de moeder met gezag, het resterende deel van de spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 20 juni 2023 tot uiterlijk 4 juli 2023.
2.5
Bij beschikking van 30 juni 2023 is, met instemming van de moeder met gezag, aansluitend een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 4 juli 2023 tot uiterlijk 4 september 2023. Deze machtiging is nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 10 november 2023, voor de periode van 10 november 2023 tot uiterlijk 10 mei 2024.
2.6
[minderjarige] verblijft op grond van deze machtigingen sinds 6 juni 2023 in een accommodatie gesloten jeugdhulp, te weten [jeugdzorginstelling] te [plaats].

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van 6 maanden en verzoekt daarvan de laatste 3 maanden aan te houden.

4.De standpunten

4.1
De GI legt aan het verzoek ten grondslag dat opname en verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie noodzakelijk is. [minderjarige] zit sinds juni 2023 gesloten bij de [jeugdzorginstelling]. Zij volgt haar therapieën trouw en heeft verlof opgebouwd om weekenden te gaan logeren. Op dit moment gaat het niet zo goed met [minderjarige] . Zij is labieler en heeft zichzelf recent meerdere keren gesneden met een scheermesje. De aanleiding hiervoor is dat het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder op de zitting van
14 maart 2024 is aangehouden. Hierdoor heeft [minderjarige] nog geen duidelijkheid over haar toekomst. Na de zitting van 14 maart 2024 gaf de moeder geen toestemming aan [minderjarige] om op weekendverlof te gaan naar haar halfzus in Den Haag. Tijdens de weekendverloven bij haar halfzus heeft [minderjarige] ook contact met haar vader en haar oma vaderszijde. De moeder heeft veel negatieve ervaringen opgedaan in de relatie met de vader en lijkt alles wat aan hem verbonden is te willen vermijden. Zij onthoudt [minderjarige] hiermee ook het contact met zeer betrokken familieleden.
De jeugdbeschermer heeft een verzoek in het kader van de geschillenregeling ingediend bij de rechtbank om toestemming te krijgen dat [minderjarige] op weekendverlof kan gaan naar haar halfzus, waar zij de vader ook ziet.
Verder heeft [minderjarige] laten weten dat haar moeder geen gezag meer over haar mag hebben. De Raad heeft hier onderzoek naar gedaan en een verzoek tot een gezag beëindigende maatregel ingediend bij de rechtbank. Deze behandeling staat gepland op 16 mei 2024.
Nadat alle rechtszaken geweest zijn, is de insteek dat [minderjarige] na plaatsing bij [jeugdzorginstelling] bij haar halfzus gaat wonen die dan als netwerkpleeggezin fungeert. Dit proces verloopt nog stroperig omdat er met een maatwerkconstructie van de gemeente Breda wordt gewerkt. De [pleegzorginstelling] is hiervan op de hoogte.
De [jeugdzorginstelling] zegt dat een verlenging van de gesloten machtiging goed is voor [minderjarige] . Zij is nog te kwetsbaar en heeft therapie nodig om aan haar schaamte en spanningen te kunnen werken. [minderjarige] is nu makkelijk uit het veld geslagen door de tegenslag en er heerst onrust bij haar doordat haar toekomstperspectief nog niet duidelijk is.
De jeugdbeschermer is eveneens van mening dat [minderjarige] voor de komende zes maanden binnen [jeugdzorginstelling] moet verblijven om te herstellen van de tegenslag, therapie te blijven krijgen en te werken aan het toekomstperspectief in Den Haag. Het is belangrijk dat [minderjarige] haar weerbaarheid met [jeugdzorginstelling] gaat opbouwen. Dit is nu haar vertrouwde omgeving en zij krijgt bij [jeugdzorginstelling] de nabijheid die zij nodig heeft.
4.2
Namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de moeder destijds zelf jeugdzorg heeft ingeschakeld omdat zij zag dat het niet goed ging met [minderjarige] bij haar thuis. Zij heeft vervolgens de jeugdzorgwerker maar één keer gesproken.
De moeder is het eens met het verzoek tot een gesloten plaatsing, maar zij vindt het belangrijk dat er daarbij goed wordt gekeken naar wat [minderjarige] nodig heeft. [minderjarige] is in het verleden door praktijk Waterschoot gediagnostiseerd met een borderline stoornis en een sociale angststoornis. De moeder weet niet of [minderjarige] hiervoor behandeld wordt. De halfzus van [minderjarige] heeft zelf een belast verleden. De moeder betwijfelt of zij geschikt is om [minderjarige] op te vangen. De vader van [minderjarige] is lange tijd uit beeld geweest. Uit het rapport van Waterschoot blijkt dat [minderjarige] mede hierdoor angstgevoelens heeft ontwikkeld en in haar ontwikkeling bedreigd wordt. De moeder wil dat er voor het perspectief van [minderjarige] verder wordt gekeken dan alleen naar de halfzus. [minderjarige] is veel veranderd sinds zij contact met haar heeft. Zij leeft daar in een heel andere wereld. De moeder herkent haar niet meer. De moeder meent dat [minderjarige] langdurig behandeld dient te worden op basis van een goede diagnose en dat vervolgens gekeken moet worden naar een zelfstandigheidstraining. De moeder wil dat zij betrokken wordt bij [minderjarige] . Zij wordt op dit moment door niemand op de hoogte gehouden.
4.3
De advocaat van [minderjarige] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat [minderjarige] begrijpt dat zij nog hulpverlening nodig heeft. Zij kan zich vinden in het verzoek van de GI.
4.4
[minderjarige] heeft tijdens het telefoongesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij achter het verzoek van de GI staat.

5.De beoordeling

5.1
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat [minderjarige] , haar moeder en de gedragswetenschapper instemmen met het verzoek zoals door de GI is gedaan. De moeder heeft daarbij via haar advocaat naar voren gebracht dat zij het van belang acht dat in de komende periode de oorzaken van de problemen bij [minderjarige] nader worden onderzocht, dat passende behandeling daarvoor zal worden geboden en dat vervolgens ook het perspectief van [minderjarige] na de gesloten plaatsing zal worden bepaald.
5.3
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van drie maanden, onder aanhouding van het resterende verzoek. De kinderrechter overweegt daartoe dat over de noodzaak geen twijfel bestaat. De kinderrechter acht het van belang dat in de komende periode gekeken wordt naar de achterliggende oorzaken van de problematiek van [minderjarige] . Daarnaast is het belangrijk dat ook inzichtelijk wordt welke behandelingen voor [minderjarige] passend zijn, en zullen worden ingezet. Ten slotte is van belang dat haar toekomstperspectief: ‘waar zal zij na de gesloten plaatsing gaan verblijven’, aandacht krijgt. De kinderrechter gaat er vanuit dat gedurende de periode waarvoor de gesloten plaatsing nu geldt, geen onomkeerbare beslissingen zullen worden genomen. Het is van belang dat eventuele voorgenomen beslissingen nog tijdens een (vervolg)zitting met alle betrokkenen besproken kunnen worden. Het zou daarbij zeer helpend zijn indien het gehele netwerk rondom [minderjarige] een oplossing die voor de toekomst gevonden gaat worden zal gaan ondersteunen. De kinderrechter vraagt de GI om ook hier nadrukkelijk aandacht aan te schenken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 10 mei 2024 tot 10 augustus 2024;
6.2
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen
vóór 1 augustus 2024, tegen welke zitting, de GI en de belanghebbenden dienen te worden opgeroepen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 19 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.