ECLI:NL:RBZWB:2024:2573

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/02/421395 / JE RK 24-676
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Pellikaan
  • J. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging uithuisplaatsing van minderjarige in netwerkpleeggezin

Op 16 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die aangaf dat de moeder niet meer in staat is om voor [minderjarige] te zorgen. De veiligheid van de minderjarige is in gedrang, wat aanleiding gaf tot deze spoedprocedure. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de zorgcapaciteiten van de moeder, die eerder hulpverlening heeft afgewezen en nu aangeeft dat de zorg voor [minderjarige] haar te zwaar is. De GI heeft een netwerkpleeggezin, bestaande uit de grootouders aan moederszijde, bereid gevonden om [minderjarige] op te vangen. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk is om de minderjarige met spoed uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening, gezien de onveilige situatie en de emotionele ontwikkeling van [minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitvoering van de beschikking onmiddellijk moet plaatsvinden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de moeder, de GI en de vader in de gelegenheid gesteld om hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling die zal volgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/421395 / JE RK 24-676 (spoed)
C/02/421397 / JE RK 24-677 (regulier)
Datum uitspraak: 16 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van de GI van 16 april 2024;
- de schriftelijke bevestiging van het mondelinge verzoek met bijlagen van 16 april 2024, ingekomen ter griffie op 17 april 2024.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 28 december 2023 is (de toen nog ongeboren) [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 21 maart 2024.
2.3
Bij beschikking van 30 januari 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] samen met haar moeder in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 30 januari 2024 tot 13 februari 2024.
2.4
Bij beschikking van 12 februari 2024 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] samen met haar moeder in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 13 februari 2024 tot 21 maart 2024.
2.5
Laatstelijk, bij beschikking van 11 maart 2024, heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 11 maart 2024 tot 11 maart 2025. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder van 11 maart 2024 tot 11 september 2024 onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

3.De verzoeken

3.1
De GI verzoekt een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) voor de duur van vier weken en om deze beschikking onverwijld af te geven, zonder daaraan voorafgaand horen van de belanghebbenden.
3.2
Daarnaast verzoekt de GI om [minderjarige] aansluitend uit huis te mogen plaatsen in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) voor de duur van zes maanden.
3.3
De GI verzoekt verder om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld worden afgegeven, indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3
Op grond van de informatie, zoals mondeling is gegeven, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is om de verzochte spoedmachtiging te verlenen. Gebleken is dat er grote zorgen zijn op meerdere vlakken. Eerder is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld, omdat de moeder hulpverlening van Amarant ouder-kind niet meer toeliet. Voorts zijn de moeder en [minderjarige] in een moeder-kind huis geplaatst, na zorgen over verbale agressie en frustratie in het handelen van de vader. In het moeder-kind huis is in het begin veel zorg van de moeder overgenomen, zodat zij tot rust kon komen. Daarna heeft de moeder de zorg over [minderjarige] zelf opgepakt. Eerder gaf de moeder aan dat de zorg voor [minderjarige] haar teveel is geworden. Zij sloot zichzelf op en zij kon niet goed voor zichzelf zorgen. Geconstateerd werd dat zij niet goed genoeg voor [minderjarige] kon zorgen. Om de moeder te ontlasten heeft de eigenaresse van het moeder-kind huis een weekend voor [minderjarige] gezorgd. Vervolgens heeft de jeugdbeschermer de moeder opties gegeven om de zorg voor [minderjarige] weer goed genoeg te maken. De moeder heeft aangegeven in therapie te willen gaan, terwijl [minderjarige] elders verblijft. Voor de moeder is een plek beschikbaar bij [behandelgroep] te [provincie] . De GI heeft grootouders (moederszijde) bereikt gevonden om [minderjarige] voor zes maanden op te vangen. Daarnaast zal de GI [minderjarige] aanmelden voor een bestandpleeggezin, omdat het de moeder niet lukt om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen, totdat haar behandeling bij [behandelgroep] kan starten. Gelet hierop heeft de GI een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voorbereid en ingediend bij de rechtbank.
4.4
Vervolgens heeft de moeder de GI op 16 april 2024 te kennen gegeven dat zij de zorg voor [minderjarige] te zwaar vindt en het haar niet meer lukt. De moeder wil naar haar vriend gaan en daar niet langer mee wachten. Zij mist hem en wil met hem intiem kunnen zijn. De moeder vindt dat zij [minderjarige] niet kan bieden wat zij nodig heeft. De moeder is het eens met een plaatsing bij de grootouders, die bereid zijn om [minderjarige] op te vangen.
4.5
Gelet op het voorgaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] met spoed uit huis wordt geplaatst in een voorziening voor pleegzorg (netwerkpleeggezin te weten grootouders, moederzijde) en dat de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . Hoewel de GI met haar verzoek ook de bedoeling heeft om [minderjarige] in een bestandpleeggezin te kunnen plaatsen, gaat de kinderrechter daar in het kader van het spoedverzoek aan voorbij, nu de grootouders moederzijde in eerste instantie voor [minderjarige] kunnen zorgen.
4.6
Voorts overweegt de kinderrechter dat de veiligheid van [minderjarige] onvoldoende kan worden gewaarborgd en de moeder onvoldoende beschikbaar voor haar is. Hierdoor wordt [minderjarige] bedreigd in haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Een rustige stabiele basis die [minderjarige] nodig heeft, omdat zij in deze fase van haar leven afhankelijk is van zorg, kan haar door de moeder momenteel niet worden geboden. Een plaatsing bij de vader, alsmede een andere plaatsing binnen het netwerk van de ouders behoort niet tot de mogelijkheden.
4.7
De GI, de moeder en haar advocaat en de vader worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op het verzoek op de hierna vermelde mondelinge behandeling.
4.8
In afwachting van deze mondelinge behandeling zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twee weken worden verleend, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek, als in het dictum te melden.
4.9
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verleent een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (te weten bij het netwerkpleeggezin, grootouders moederszijde) met ingang van 16 april 2024 tot 30 april 2024;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
houdt het resterende deel van het verzoek om een (aansluitende) machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 te [uur]bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (mr. Van Triest), locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder, haar advocaat en de vader;
5.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024 door mr. Pellikaan, kinderrechter.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 april 2024 door mr. Pellikaan, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.