ECLI:NL:RBZWB:2024:258

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
10459209 CV EXPL 23-1098
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na ontbinding leaseovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Arval B.V. en meerdere gedaagden, waaronder de vennootschap onder firma [gedaagde 1] V.O.F. De procedure volgde op een ontbinding van een leaseovereenkomst tussen Arval en de gedaagden, waarbij Arval vorderde dat de gedaagden hoofdelijk zouden worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.701,56, alsmede proceskosten. De gedaagden hadden een betalingsachterstand van € 1.530,98 en na ontbinding van de leaseovereenkomst had Arval een eindafrekening opgemaakt van € 5.273,95, die niet was voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden, met uitzondering van [gedaagde 4], de hoofdsom niet hadden weersproken en dat de vordering van Arval toewijsbaar was. De kantonrechter wees ook de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente toe. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, met inachtneming van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in een leaseovereenkomst en de gevolgen van het niet melden van schade.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10459209 CV EXPL 23-1098
Vonnis van 3 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
ARVAL B.V.,
statutair gevestigd te Nieuwegein, kantoorhoudende te Houten,
eisende partij,
gemachtigde: Interim Credit Control B.V.,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1] V.O.F.,
gevestigd te [plaats] , gemeente Rucphen,
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2] , H.O.D.N. [gedaagde 1] V.O.F.,
wonende te [plaats] , gemeente Rucphen,
niet verschenen,
3.
[gedaagde 3] , H.O.D.N. [gedaagde 1] V.O.F.,
wonende te [plaats] , gemeente Rucphen,
niet verschenen,
4.
[gedaagde 4] , H.O.D.N. [gedaagde 1] V.O.F.,
wonende te [plaats] , gemeente Rucphen,
procederend in persoon,
5.
[gedaagde 5] , H.O.D.N. [gedaagde 1] V.O.F.,
wonende te [plaats] , gemeente Rucphen,
niet verschenen,
gedaagde partijen.
Eisende partij wordt hierna ‘Arval’ genoemd. Gedaagde partijen worden hierna gezamenlijk ‘[gedaagden]’ genoemd en gedaagde partij onder 4 wordt hierna afzonderlijk ‘ [gedaagde 4] ’ genoemd.

1.Hoe is deze procedure verlopen?

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juli 2023 met de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 23 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Wat zijn de feiten in deze zaak?

2.1.
Arval houdt zich bezig met de operational lease van personenauto’s en lichte bestelauto’s. [gedaagden] houdt zich bezig met koeriersdiensten.
2.2.
Tussen partijen heeft een leaseovereenkomst bestaan op grond waarvan [gedaagden] van Arval heeft geleased de bestelauto met [kenteken] (hierna: de auto). Op deze overeenkomst waren de algemene voorwaarden van Arval van toepassing.
2.3.
[gedaagden] was op grond van de leaseovereenkomst maandelijks een vast bedrag verschuldigd aan Arval. De facturen van 15 april, 15 mei en 15 juni 2022 heeft [gedaagden] niet betaald. De totale achterstand bedroeg € 1.530,98. Arval heeft haar vordering uiteindelijk verhoogd met incassokosten en rente tot € 1.818,62. Een incassoprocedure heeft ertoe geleid dat [gedaagden] dit bedrag op 7 juli 2022 heeft betaald.
2.4.
Vanwege de ontstane betalingsachterstand heeft Arval de leaseovereenkomst echter ook ontbonden (beëindigd). Zij heeft de auto daarna ingevorderd. Deze is bij [gedaagden] opgehaald op 18 juli 2022.
2.5.
Na de ontbinding van de leaseovereenkomst heeft Arval een eindafrekening opgemaakt, die onder meer bestaat uit een afrekening van het teveel gereden aantal kilometers en een vergoeding van schades aan de auto. Het gaat om de factuur van 15 augustus 2022 van € 5.273,95. De uiterlijke betaaltermijn van deze factuur is verlopen op 31 augustus 2022. [gedaagden] heeft deze factuur niet betaald.

3.Wat vinden partijen?

3.1.
Arval vordert – samengevat – dat [gedaagden] hoofdelijk wordt veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 5.851,76 (bestaande uit de hoofdsom van € 6.804,93 plus de incassokosten van € 865,45 inclusief btw minus de betaling van 7 juli 2022 van € 1.818,62), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de proceskosten.
3.2.
Arval stelt zich op het standpunt dat [gedaagden] haar verplichtingen uit de leaseovereenkomst niet is nagekomen. Zij heeft de facturen van 15 april, 15 mei 15 juni en 15 augustus 2022 namelijk niet op tijd betaald. [gedaagden] is daarom ook incassokosten en rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde 4] heeft op de rolzitting van 21 juni 2023 mondeling verweer gevoerd tegen de vordering van Arval. Hij weerspreekt niet dat er een betalingsachterstand is ontstaan. [gedaagde 1] V.O.F. is volgens hem in 2020 verder gegaan als een B.V. De bankrekening van de V.O.F. bestond nog wel, maar daar stond geen saldo meer op. Hierdoor is een betalingsachterstand ontstaan. Nadat [gedaagde 4] dit ontdekte, heeft hij met Arval afgesproken dat de B.V. de leaseovereenkomst zou overnemen. Arval heeft echter nooit de benodigde papieren daarvoor opgestuurd. Verder klopt het volgens [gedaagde 4] dat de auto schade heeft, maar hij vindt niet dat hij daarvoor de volledige gevorderde vergoeding moet betalen. Omdat [gedaagde 4] met Arval had afgesproken dat hij de auto na de beëindiging van de leaseovereenkomst toch zou kopen, heeft hij de schades niet meer gemeld. Als [gedaagde 4] van tevoren had geweten dat Arval de auto uiteindelijk aan een ander zou verkopen, dan had [gedaagde 4] de schades wél gemeld. In dat geval had hij maximaal het eigen risico van € 350,00 of € 500,00 uit de leaseovereenkomst hoeven betalen. De gevorderde vergoeding is veel hoger dan dat.

4.Hoe beoordeelt de kantonrechter deze zaak?

alleen [gedaagde 4] heeft verweer gevoerd tegen de vordering: vonnis op tegenspraak
4.1.
Zoals gezegd heeft [gedaagde 4] op de rolzitting van 21 juni 2023 mondeling verweer gevoerd tegen de vordering van Arval. Dit heeft hij naar eigen zeggen gedaan namens zichzelf én de andere gedaagde partijen. De kantonrechter heeft [gedaagde 4] toen gevraagd om aan te tonen dat hij (schriftelijke) toestemming had van de andere gedaagde partijen om dat te doen. Dit heeft [gedaagde 4] niet gedaan. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde 4] het verweer alleen namens zichzelf heeft gevoerd. Dit leidt ertoe dat dit vonnis voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak geldt. Dat wil zeggen dat de andere gedaagde partijen, die dus geen verweer hebben gevoerd, niet tegen dit vonnis in verzet kunnen komen. Als zij het niet eens zijn met de beslissing van de kantonrechter, dan kunnen zij tegen dit vonnis in hoger beroep gaan.
[gedaagde 4] is niet verschenen op de mondelinge behandeling van deze zaak
4.2.
Nadat [gedaagde 4] mondeling verweer heeft gevoerd, heeft de kantonrechter alle partijen uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van deze zaak. Zodoende hebben alle partijen nog een kans gekregen om op elkaars standpunten te reageren. [gedaagde 4] is daar niet verschenen. Dit betekent dat [gedaagde 4] de toelichtingen die Arval op de mondelinge behandeling heeft gegeven, niet meer heeft weersproken.
de hoofdsom: toewijzen
4.3.
De gedaagde partijen, met uitzondering van [gedaagde 4] , hebben de hoofdsom niet weersproken. Zij hebben daar ook geen verweer tegen gevoerd, zodat zij deze in ieder geval moeten betalen.
4.4.
[gedaagde 4] vindt niet dat hij de hoofdsom in zijn geheel hoeft te betalen. De kantonrechter begrijpt het standpunt van [gedaagde 4] zo dat hij het (deels) de eigen schuld vindt van Arval dat er een betalingsachterstand is ontstaan. Arval heeft volgens [gedaagde 4] namelijk nagelaten om [gedaagden] een overnameformulier te sturen, zodat zij het bankrekeningnummer niet kon wijzigen. De kantonrechter heeft Arval op de mondelinge behandeling gevraagd om op dit standpunt van [gedaagde 4] te reageren. Arval heeft toen verklaard dat in de algemene voorwaarden staat wat je moet doen als je de overeenkomst wilt wijzigen. Daarvoor moet je een uittreksel uit de Kamer van Koophandel en een aantal andere gegevens aanleveren. Dit heeft [gedaagden] echter niet gedaan. Sterker nog, er is volgens Arval helemaal geen contact geweest met [gedaagden] over het wijzigen of overnemen van de leaseovereenkomst. Omdat [gedaagde 4] deze verklaring van Arval niet heeft weersproken, gaat de kantonrechter ervan uit dat het een en ander geregeld en verlopen is zoals Arval zegt. Daarmee komt niet vast te staan dat het (deels) de eigen schuld van Arval is dat de betalingsachterstand is ontstaan. De kantonrechter ziet hierin dus geen aanleiding om slechts een gedeelte van de hoofdsom toe te wijzen.
4.5.
[gedaagde 4] heeft verder aangevoerd dat hij voor de schades aan de auto slechts het overeengekomen eigen risico van maximaal € 500,00 per schade hoeft te betalen. De kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is. Arval heeft op de mondelinge behandeling namelijk toegelicht dat zij schade niet kan verhalen op de partij die deze heeft veroorzaakt als [gedaagden] de schade niet aan haar meldt. Om te voorkomen dat Arval in dat geval zelf voor reparatiekosten moet opdraaien, is in de leaseovereenkomst opgenomen dat [gedaagden] verplicht is om de schade aan Arval te melden. Doet [gedaagden] dat niet, dan draait zíj op voor de reparatiekosten. Bij het opmaken van de eindafrekening heeft Arval schades ontdekt die [gedaagden] niet heeft gemeld. Daarvoor moet [gedaagden], en dus ook [gedaagde 4] , de volledige reparatiekosten betalen. Het standpunt van [gedaagde 4] dat hij de auto zou kopen van Arval, wordt door Arval weersproken. Het gaat dus om het woord van [gedaagde 4] tegen het woord van Arval. In dat geval wordt van [gedaagde 4] verwacht dat hij zijn standpunt verder onderbouwt, bijvoorbeeld door middel van een getuigenverklaring. Dat heeft hij echter niet gedaan. Dit betekent dat ook [gedaagde 4] de volledige hoofdsom moet betalen.
buitengerechtelijke incassokosten: gedeeltelijk toewijzen
4.6.
Arval vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Arval voldoet aan alle wettelijke vereisten om aanspraak te maken op de vergoeding. De gevorderde btw is echter niet toewijsbaar, omdat Arval niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. De kantonrechter wijst daarom € 715,25 toe.
wettelijke handelsrente: toewijzen
4.7.
Arval vordert verder wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding. Geen van de gedaagde partijen, waaronder [gedaagde 4] , heeft daartegen verweer gevoerd. Deze vordering wordt daarom toegewezen.
conclusie: het door [gedaagden] te betalen bedrag
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagden] het volgende aan Arval moet betalen:
- hoofdsom
6.804,93
- buitengerechtelijke incassokosten
715,25
+
totaal
7.520,18
- betalingen
1.818,62
-/-
Totaal
5.701,56
hoofdelijke veroordeling
4.9.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het volledige bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
proceskosten: te verdelen over de gedaagde partijen
4.10.
De gedaagde partijen zijn grotendeels in het ongelijk gesteld. Zij zullen daarom in de proceskosten, inclusief de nakosten, worden veroordeeld. Daarbij wordt opgemerkt dat het door Arval gevorderde bedrag aan informatiekosten hoger is dan in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders bepaalde tarief. De kantonrechter wijst daarom € 107,84 toe voor de kosten van de gezamenlijke dagvaarding.
4.11.
De proceskosten aan de zijde van Arval worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten x € 330,00)
- nakosten
132,00
(maximaal tarief)
- Totaal
1.413,84
4.12.
Omdat de gedaagde partijen genoemd onder 1, 2, 3 en 5 niet verschenen zijn en [gedaagde 4] (als enige) wel verweer heeft gevoerd, zal de proceskostenveroordeling tegenover alle gedaagde partijen hoofdelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 1.083,84. Voor het meerdere (€ 330,00) wordt de veroordeling slechts uitgesproken tegen [gedaagde 4] , omdat de extra kosten voor het salaris gemachtigde in het kader van het door hem gevoerde verweer zijn gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan Arval te betalen een bedrag van € 5.701,56, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag, met ingang van 13 juni 2023, tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot het betalen van € 1.083,84 aan proceskosten aan Arval,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 4] om aan Arval te betalen een bedrag van € 330,00 aan salaris gemachtigde,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] ertoe om binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe uitvoering te geven aan de hiervoor genoemde veroordelingen. Gebeurt dit niet en wordt dit vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagden] ook de kosten van betekening betalen,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.