ECLI:NL:RBZWB:2024:2580

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
C/02/411271 / FA RK 23-3075
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf en zorgregeling in een familiezakenprocedure met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf en de zorgregeling van twee minderjarige kinderen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Bronsveld, verzocht om de wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen naar hem, en om de kinderalimentatie op nihil te stellen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren, heeft aanvankelijk zelfstandig verzocht om de benoeming van een bijzondere curator, maar dit verzoek werd tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen feitelijk al geruime tijd bij de man wonen en dat de vrouw geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de man. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de man om het hoofdverblijf te wijzigen, als onweersproken, wordt toegewezen, met ingang van heden. De rechtbank heeft echter de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek voor de periode van 1 juli 2023 tot heden, omdat een wijziging van het hoofdverblijf met terugwerkende kracht in strijd is met de wet.

Wat betreft de zorgregeling heeft de rechtbank geoordeeld dat de minderjarigen vrij zijn om contact te hebben met de vrouw, maar dat er op dit moment geen vaste zorgregeling kan worden vastgesteld, gezien de wensen van de minderjarigen. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie met ingang van 1 juli 2023 op nihil vastgesteld, omdat de minderjarigen sindsdien bij de man verblijven. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/411271 / FA RK 23-3075
Datum uitspraak: 11 april 2024
beschikking betreffende hoofdverblijf, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] , [gemeente] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren te Breda.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 6 juli 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de brief, met als bijlage een referteverklaring, van 10 juli 2023 van mr.
Hendrikx-Heeren;
- de brief met bijlage van 20 juli 2023 van mr. Bronsveld;
- de brief van 1 maart 2024 van mr. Bronsveld;
- het op 5 maart 2024 ontvangen zelfstandig verzoek van de vrouw met bijlage;
- het op 19 maart 2024 ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek.
1.2.
De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 25 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn partijen, bijgestaan door hun advocaat, verschenen.
1.3.
Na te noemen minderjarigen hebben zich tijdens een kindgesprek uitgelaten over de verzoeken.

2.De feiten

2.1.
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad;
- uit hun relatie zijn de volgende nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2008;
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2011.
De man heeft de minderjarigen erkend. Partijen zijn op grond van een aantekening in het gezagsregister gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen;
- bij beschikking van deze rechtbank van 18 februari 2020 is samengevat:
- bepaald dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben;
- een zorgregeling bepaald waarbij de kinderen en de man contact met elkaar hebben
iedere week van donderdagmiddag 15:15 uur tot zaterdagavond 18:30 uur en om de
week van zaterdagavond 18:30 uur tot zondagavond 18:00 uur, met een specifieke
verdeling van de vakanties en feestdagen;
- een door de man te betalen kinderalimentatie van € 137,= per kind per maand
bepaald.
- zij hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Ingevolge voormelde beschikking dient de man nu -inclusief de wettelijke indexering- € 158,= per kind per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.

3.Het verzoek

3.1.
De man verzoekt nu, samengevat:
  • bepaling dat de minderjarigen met ingang van 1 juli 2023 hun hoofdverblijf zullen hebben bij hem;
  • de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 1 juli 2023 nader vast te stellen op nihil;
  • wijziging van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, in die zin dat er geen verdere zorgregeling zal bestaan tussen de vrouw en de minderjarigen.
3.2.
De vrouw verzocht aanvankelijk zelfstandig, samengevat, een bijzondere curator te benoemen en partijen door te verwijzen naar het Uniform Hulpaanbod. De vrouw heeft deze verzoeken tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken.

4.De beoordeling

Wijziging hoofdverblijf
4.1.
De man verzoekt het hoofdverblijf van de minderjarigen te wijzigen met ingang van 1 juli 2023. Daartoe stelt de man dat de minderjarigen feitelijk al geruime tijd bij hem wonen en ook bij hem wensen te wonen.
4.2.
De vrouw voert geen verweer tegen dit verzoek van de man.
4.3.
Nu de vrouw geen verweer voert, zal het verzoek van de man als onweersproken worden toegewezen, nu ook niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich hiertegen verzet, met dien verstande dat het hoofdverblijf wordt gewijzigd met ingang van heden. De rechtbank zal de man niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek voor zover het betrekking heeft op de periode van 1 juli 2023 tot heden. De rechtbank overweegt daartoe dat een verschil van mening met betrekking tot het hoofdverblijf van de minderjarigen een geschil over de wijze van uitoefening van het gezamenlijk ouderlijk gezag betreft. Voor dergelijke geschillen heeft de wetgever artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) in het leven geroepen als een betrekkelijk laagdrempelige rechtsingang voor ouders die tegen actuele problemen in het kader van de gezamenlijke uitoefening van het gezag aanlopen. De vaststelling dan wel wijziging van het hoofdverblijf met een terugwerkende kracht is in strijd met de geschillenregeling ex artikel 1: 253a BW en het doel waarvoor deze in het leven is geroepen. Het is dan ook niet mogelijk om op basis van dit artikel de hoofdverblijfplaats met terugwerkende kracht te wijzigen. Gelet hierop en op de omstandigheid dat de man evenmin heeft onderbouwd welke wettelijke grond ten grondslag zou kunnen liggen aan de door hem verzochte terugwerkende kracht, is de rechtbank van oordeel dat deze grondslag ontbreekt.
Wijziging van de zorgregeling
4.4.
De man verzoekt te betalen dat er geen zorgregeling zal worden vastgelegd tussen de vrouw en de minderjarigen. Het staat voorop dat de minderjarigen vrij zijn om contact te hebben met de vrouw, maar er bestaat op dit moment geen draagkracht bij hen om een vaste regeling vast te stellen. Partijen hebben ervoor gekozen om de diepgewortelde wens van de minderjarigen daarin te respecteren. Het beeld bestaat dat de behoefte van de minderjarigen is om daar zelfstandig invulling aan te kunnen geven op een wijze die hen past. Het opleggen van een zorgregeling werkt contraproductief en is niet in hun belang, aldus de man.
4.5.
De vrouw voert aan dat zij de hoop en het vertrouwen had dat – door geen druk op de minderjarigen te leggen – het contact tussen haar en de minderjarigen zou worden hersteld. De ouders hebben zich daarvoor aangemeld bij [naam] . Medio 2023 hebben er drie contactmomenten tussen de vrouw en de minderjarigen plaatsgevonden, maar die verliepen niet goed. Inmiddels is er al zo’n driekwart jaar geen contact geweest. De vrouw stuurt regelmatig WhatsApp berichten of gaat bij de voetbal kijken, maar wordt dan genegeerd door de minderjarigen. De vrouw begrijpt niet waarom de minderjarigen zo boos zijn en contact afhouden. De vrouw heeft het vermoeden dat sprake is van een loyaliteitsconflict. De man lijkt het contact ook niet te ondersteunen/stimuleren. Daar komt bij dat [minderjarige 1] lijkt te worden belast met volwassenenproblematiek, zoals de alimentatie, kinderbijslag en kindgebonden budget. De man deelt ook geen informatie over de minderjarigen met de vrouw. Omdat de vrouw wilde weten waarom de minderjarigen zo boos zijn en wat nodig is om tot contactherstel te komen, verzocht zij benoeming van een bijzondere curator. Dit verzoek is tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken.
4.6.
De minderjarigen hebben tijdens het kindgesprek aangegeven dat het goed met hen gaat en dat het ook op school goed gaat. Gelet op het verleden hebben zij nu geen behoefte aan contact met de vrouw, maar zij begrijpen wel dat de vrouw dit wel wenst. De [minderjarige 1] heeft reeds zeven maanden geleden al aangegeven dat hij geen contact wenst en volhardt dus in zijn standpunt. De minderjarigen voelen zich wel vrij om contact met haar op te nemen als zij dit wensen.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Sinds dat de minderjarigen feitelijk bij de man verblijven, is geprobeerd om contact tussen de minderjarigen en de vrouw te laten plaatsvinden. Ondanks tussenkomst van mevrouw [naam] is dat niet (bestendig) gelukt. Dat is een verdrietige situatie, maar de minderjarigen hebben daar op dit moment geen behoefte aan. Verder staat vast dat er een incident heeft plaatsgevonden in de thuissituatie bij de vrouw, waar de minderjarigen bij aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat het incident nog niet is uitgesproken, zodat de vrouw wordt geadviseerd hierover een brief aan de minderjarigen te sturen. De rechtbank acht het van belang dat de man daar ook zijn rol als vader in neemt en de minderjarigen zal stimuleren de brief te lezen, dan wel de brief met hen zal lezen als zij daar aan toe zijn. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het niet in het belang van de minderjarigen dat een vastomlijnde zorgregeling wordt vastgesteld, maar dat er een zorgregeling op initiatief van de minderjarigen wordt vastgesteld. De rechtbank merkt nog op dat de vrouw, door intrekking van haar oorspronkelijke verzoeken, laat zien dat zij het beste met de minderjarigen voor heeft en hen verder niet wil belasten.
4.8.
Tot slot zijn partijen overeengekomen dat de man de vrouw één keer per twee maanden per e-mail informeert over de minderjarigen. Te denken valt aan informatie over het welzijn van de minderjarigen, hoe het op school gaat (rapporten), belangrijke gebeurtenissen en de data daarvan. De vrouw kan met deze informatie in bijvoorbeeld een whatsappbericht aan de minderjarigen laten zien dat zij aan de minderjarigen denkt. Nu er geen verzoek tot een informatieregeling voorligt, zal het niet worden opgenomen in het dictum, maar partijen zijn wel gebonden aan deze onderlinge afspraak.
Wijziging kinderalimentatie
4.9.
De man verzoekt de kinderalimentatie met ingang van 1 juli 2023 op nihil te stellen. De minderjarigen verblijven sindsdien feitelijk bij hem, zodat partijen over en weer financieel niets meer van elkaar te vorderen hebben.
4.10.
De vrouw voert hiertegen geen verweer.
4.11.
Ingevolge artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
4.12.
In dit verband staat vast dat de minderjarigen sinds juli 2023 feitelijk bij de man verblijven. Aldus heeft zich een wijziging van omstandigheden voorgedaan. Nu de vrouw bovendien geen verweer voert tegen het verzoek van de man, zal dit verzoek als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen. De rechtbank merkt daarbij op dat ook niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich hiertegen verzet.
Proceskosten
4.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt voormelde beschikking als volgt:
5.1.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2008;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2011.
voor zover het de periode van 1 juli 2023 tot heden betreft;
5.2.
bepaalt dat voornoemde minderjarigen voortaan hun hoofdverblijf hebben bij de man;
5.3.
bepaalt dat de vrouw en voornoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op initiatief van de minderjarigen;
5.4.
bepaalt dat de eerder vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 1 juli 2023 nader wordt vastgesteld op nihil;
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van mr. Van Egeraat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024
.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.