ECLI:NL:RBZWB:2024:2586
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in het kader van box 3
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 126.067 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 483. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft op 20 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank heeft de beroepsgronden van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het werkelijk behaalde rendement over het totale vermogen lager was dan het forfaitaire rendement dat volgens de Wet rechtsherstel box 3 in aanmerking moest worden genomen.
De rechtbank heeft daarom het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verlaagd naar € 3 en de uitspraak op bezwaar van de inspecteur vernietigd. Tevens is de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.