ECLI:NL:RBZWB:2024:2589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
C/02/420934 JERK 24-584
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nadere beschikking tijdelijk stopzetten zorg- en contactregeling ex artikel 1:265g BW

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2024 een nadere beschikking gegeven met betrekking tot de zorg- en contactregeling van een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, om de zorgregeling tijdelijk stop te zetten, ingewilligd. Dit verzoek was gedaan omdat de minderjarige aangaf dat hij de komende twee weekenden niet naar zijn moeder wilde gaan, en de GI achtte het noodzakelijk om deze wens te respecteren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich onveilig voelde in de opvoedsituatie bij de moeder, wat leidde tot de beslissing om de zorgregeling te wijzigen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 12 april 2024, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de zorgen van de minderjarige en de wens van de ouders om het contact te herstellen. De kinderrechter heeft besloten dat de minderjarige op 4 mei 2024 fysiek contact kan hebben met zijn moeder, en dat er een herstelgesprek moet plaatsvinden om de situatie te stabiliseren. De GI krijgt de regie over de uitvoering van de zorgregeling, waarbij de ouders en de minderjarige betrokken worden.

De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De ouders en de GI zijn verplicht om zich in te zetten voor het contactherstel, met inachtneming van de kaders die zijn vastgesteld in deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C /02/420934 JERK 24-584
Datum uitspraak: 19 april 2024
nadere beschikking tijdelijk stopzetten zorg- en contactregeling ex artikel 1:265g BW
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F.A. Dronkers te Roermond,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. K. van Doorn te Gilze.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het nadere procesverloop

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 4 april 2024 en alle daarin genoemde stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
12 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van 21 maart 2023 heeft de rechtbank, voor zover van belang, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd in die zin dat [minderjarige] en de moeder:
‘gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 18.00 uur en gedurende een deel van de vakanties en feestdagen, volgens het navolgende schema:
-
carnavalsvakantie; in de oneven jaren verblijft [minderjarige] bij vader en in de even jaren bij
moeder;
  • meivakantie; in de oneven jaren verblijft [minderjarige] de 1ste week bij vader en de 2de week bij moeder en in de even jaren verblijft [minderjarige] de 1ste week bij moederen de 2de week bij vader;
  • zomervakantie; in de oneven jaren verblijft [minderjarige] de eerste drie weken bij moeder en de laatste drie weken bij vader en in de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste drie weken bij vader en de laatste drie weken bij moeder. De overdracht is op zaterdagochtend om 9.00 uur;
  • herfstvakantie; in de oneven jaren verblijft [minderjarige] bij moeder en in de even jaren bij
vader;
  • kerstvakantie; in de even jaren verblijf [minderjarige] de 1ste week bij vader en de 2de week bij moeder en in de oneven jaren verblijft [minderjarige] de 1ste week bij moeder en de 2de week bij vader, waarbij onderstaande regeling aangaande de feestdagen voorrang heeft op de reguliere vakantieverdeling;
  • feestdagen;
  • Kerstavond en 1ste Kerstdag; volgens de reguliere zorgregeling;
  • 2de Kerstdag; bij de andere ouder van 12.00 uur tot 21.00 uur;
  • Oudjaarsavond en Nieuwjaarsochtend; in de even jaren verblijft [minderjarige] bij vader
en in de oneven jaren verblijft [minderjarige] bij moeder van 18.00 uur tot 1 januari 12:00
uur;

Nieuwjaarsdag: in de oneven jaren verblijft [minderjarige] bij vader en in de even jaren bij de moeder van 12.00 uur tot 21.00 uur;
  • verjaardag [minderjarige] ; in de oneven jaren viert [minderjarige] zijn verjaardag op [geboortedag] bij vader en in de even jaren viert [minderjarige] zijn verjaardag bij moeder. dit is aansluitend aan school en als [geboortedag] een weekenddag is dan verblijft [minderjarige] van 12.00 uur tot 20.00 uur bij de betreffende ouder;
  • verjaardag van moeder; [minderjarige] gaat rechtstreeks uit school naar moeder en als het een
weekenddag is verblijft [minderjarige] van 12.00 uur tot 20.00 uur bij moeder;
-
verjaardag van vader; indien [minderjarige] niet op vakantie is verblijft hij van 12.00 uur tot
20
uur bij de vader;
-
verjaardag [naam 1] en [naam 2]; [minderjarige] gaat rechtstreeks uit school naar [naam 1] of [naam 2] en als het een weekenddag is verblijft [minderjarige] van 12.00 uur tot 20.00 uur bij de jarige.’
2.4.
Bij beschikking van 7 maart 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 7 maart 2024 tot 7 maart 2025.
2.5.
Bij spoedbeschikking van 4 april 2024 heeft de kinderrechter bepaald – onder wijziging van de beschikking van 21 maart 2023 – dat de moeder en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met ingang vanaf 4 april 2024 de contactregeling tijdelijk wordt stopgezet, zodat [minderjarige] de aankomende twee weekenden dat hij naar moeder zou gaan, niet naar de moeder hoeft te gaan. De behandeling van het verzoek van de GI is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling van 12 april 2024.

3.Het verzoek

De kinderrechter begrijpt uit de inhoud van het verzoekschrift dat de GI met spoed heeft verzocht:
1. op grond van artikel 1:265g lid 1 BW de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen als volgt:
de GI acht het noodzakelijk dat de omgangsregeling voor [minderjarige] bij de moeder per direct tijdelijk wordt stilgelegd. [minderjarige] heeft bij de GI aangegeven dat hij de komende twee weekenden, dat hij naar moeder zou gaan plus de a.s. meivakantie niet naar moeder wil gaan. [minderjarige] heeft aangegeven in het weekend vanaf 3 mei 2024, alleen op zaterdag 4 mei van 12.00 - 18.00 te willen gaan. Voor hem is het zeer belangrijk dat zijn bezoek dan rustig kan verlopen. De GI acht het noodzakelijk de wens van [minderjarige] hierin te volgen en m.i.v. 3 mei de omgangsregeling weer te hervatten, onder regie van de GI.
2. de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1
Ter zitting heeft de GI, in aanvulling op het verzoekschrift, de volgende toelichting gegeven. De GI vindt het belangrijk dat het contact zo snel mogelijk wordt hersteld, mede gelet op de wens van [minderjarige] . De GI acht het hierbij van belang dat er eerst een herstelgesprek wordt ingepland tussen de moeder en [minderjarige] voordat er een fysiek contactmoment plaatsvindt.
De GI is voornemens een veiligheidsplan op te stellen, zodat voorkomen kan worden dat de situatie weer escaleert. Hierin zal de behoefte van [minderjarige] worden meegenomen in wat hij nodig heeft om zich veilig te voelen in de thuissituatie en hoe partijen kunnen handelen wanneer de spanningen oplopen. De GI wil met het veiligheidsplan ervoor zorgen dat de situatie tussen de moeder en [minderjarige] houdbaar blijft. Verder verzoekt de GI om de regie over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken en de vakantieregeling bij de GI te beleggen, zodat zij in het belang van [minderjarige] kunnen handelen om te zorgen dat de situatie stabiliseert.
4.2
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij geluidsopnames heeft gemaakt van de gesprekken met de moeder om aan te tonen hoe deze gesprekken verlopen. Hij wordt namelijk niet altijd geloofd door zijn omgeving. Hij heeft aangegeven dat hij het contact met zijn moeder wil blijven houden, maar voor nu wel in een opbouwregeling. Hij heeft hiervoor nodig dat zijn moeder niet diskwalificerend over vader praat. Hij zou graag eerst op 4 mei 2024 overdag naar de moeder willen gaan zonder overnachting. [minderjarige] heeft geen voorkeur op welk tijdstip dit contact moet starten. Wanneer dit contactmoment goed verloopt zou hij daarna willen uitbreiden naar een weekend (zaterdag tot en met zondag) met een overnachting bij de moeder en uiteindelijk weer naar de bestaande zorgregeling. Hij heeft nu nog wel steeds contact met zijn moeder via whatsapp. Over de meivakantie geeft [minderjarige] aan dat er plannen zijn om met de vader op vakantie te gaan, maar dat dit nog niet vaststaat.
4.3
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat zij de gang van zaken betreurt. De moeder had bij voorkeur eerst in gesprek willen gaan met de GI over de situatie. Bovendien is de moeder van mening dat er door de GI weinig uitvoering wordt gegeven aan de ondertoezichtstelling. De moeder voelt zich hierdoor als ouder aan de kant gezet. Verder brengt de moeder naar voren dat zij de wens van [minderjarige] begrijpt dat hij tijdelijk rust wil. Zij geeft aan zich in deze wens te herkennen. Daarnaast wordt namens de moeder de situatie die zich tussen hen heeft afgespeeld verder genuanceerd. Er is een conflict ontstaan tussen de moeder en haar partner over het bepalen van grenzen in de opvoeding van [minderjarige] . De moeder heeft namelijk enerzijds zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] , waardoor zij kritisch wil blijven en grenzen stelt. Anderzijds wil de moeder niet de ouder zijn die alleen grenzen stelt aangezien zij de indruk heeft dat er in de opvoedingssituatie bij vader deze grenzen niet zodanig worden gesteld. Verder geeft de moeder aan dat zij achter het voorstel van de GI staat om eerst een herstelgesprek te voeren, zodat er een frisse start ontstaat. Hierbij heeft de moeder de voorkeur dat herstelgesprek plaatsvindt in haar thuissituatie.
4.4
Door en namens de vader is naar voren gebracht dat hij achter het verzoek van de GI staat. De vader benadrukt dat hij te allen tijde het contact tussen de moeder en [minderjarige] heeft gestimuleerd. De vader geeft aan dat deze situatie al jaren speelt, maar dat hij [minderjarige] telkens terugstuurt wanneer hij aangeeft dat hij zich niet veilig voelt in de thuissituatie van de moeder. Het is dan ook onjuist dat door moeder wordt genoemd dat de vader [minderjarige] bij zich houdt. De vader vindt het namelijk in het belang van [minderjarige] dat hij het contact met zijn moeder blijft onderhouden. Hierin ligt ook een rol voor de GI om gehoor te geven aan de voorwaarden van [minderjarige] om dit contact te onderhouden.
4.5
Namens de Raad wordt naar voren gebracht dat het zorgelijk is dat [minderjarige] zich genoodzaakt heeft gevoeld om opnames te maken van de gesprekken met de moeder. De Raad staat achter het voornemen van de GI om eerst een hertelgesprek te laten plaatsvinden. Het is van belang dat [minderjarige] positieve ervaringen gaat opdoen met de moeder. De frequentie van het contact is hieraan ondergeschikt. Er dient namelijk voorkomen te worden dat [minderjarige] op termijn geen contact meer wenst met de moeder.

5.De beoordeling

5.1
Op grond van artikel 1:265g BW kan de GI de kinderrechter verzoeken voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2
Bij spoedbeschikking van deze rechtbank van 4 april 2024 is de op 21 maart 2023 vastgestelde zorgregeling op verzoek van de GI gewijzigd. De kinderrechter dient nu te beoordelen of er tijdens de mondelinge behandeling nieuwe feiten dan wel omstandigheden naar voren zijn gekomen die maken dat de spoedbeslissing van 4 april 2024 zou moeten worden herroepen. De kinderrechter stelt vast dat hiervan geen sprake is. De kinderrechter ziet in hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken wel aanleiding om de zorgregeling die in het kader van het spoedverzoek van 4 april 2024 is vastgesteld, te wijzigen en overweegt daartoe het volgende.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen besproken is bij de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat er zorgen zijn dat [minderjarige] zich onveilig heeft gevoeld in de opvoedsituatie bij de moeder. [minderjarige] heeft geluidsopnames gemaakt van de heftige emoties van de moeder naar hem, waarna hij bij de moeder is weggegaan. [minderjarige] heeft vervolgens aangegeven dat hij tijdelijk de zorgregeling wil stopzetten, zodat hij de rust en de ruimte krijgt. De heftige reactie van de moeder over het verleden dat zij heeft gehad met de vader en de zeer negatieve uitspraken over de vader, zijn hem te zwaar geworden.
De gemoederen tussen betrokkenen zijn inmiddels bedaard. De moeder heeft te kennen gegeven dat zij net als [minderjarige] de behoefte heeft aan een time-out. Gelet op de complexiteit van de situatie en de onderlinge verhoudingen ziet de kinderrechter aanleiding om concrete kaders te schetsen voor de aankomende periode betreft de zorgregeling. Hierdoor ontstaat er duidelijkheid en rust waardoor de situatie verder kan stabiliseren. De kinderrechter constateert dat betrokkenen achter de wens van [minderjarige] staan om het eerste fysieke contactmoment met de moeder te laten plaatsvinden vanaf 4 mei 2024. De kinderrechter acht deze datum passend en geschikt, zodat er enerzijds perspectief op contactherstel wordt gecreëerd en anderzijds de ruimte ontstaat om het contactmoment voor te bereiden. De GI is namelijk voornemens een veiligheidsplan op te stellen en een herstelgesprek in te plannen. De kinderrechter is van oordeel dat het van belang is dat hierbij wordt gewerkt aan contactherstel waarbij duurzaam contact het uitgangspunt is.
5.4
Alles afwegende is de kinderrechter van oordeel dat de huidige omstandigheden met zich meebrengen dat de in de spoedbeslissing van 4 april 2024 vastgestelde regeling gewijzigd dient te worden en beslist als volgt op het nog openstaande verzoek van de GI:
- de moeder en [minderjarige] hebben op zaterdag 4 mei 2024 fysiek contact;
- de moeder en [minderjarige] hebben van zaterdag 18 mei 2024 tot en met zondag 19 mei 2024 fysiek contact inclusief overnachting;
- de GI dient in samenspraak met de ouders en [minderjarige] voor de uitvoering van deze zorgregeling de duur en de tijdstippen vast te leggen;
- de zorgregeling vanaf 31 mei 2024 wordt hervat zoals bij beschikking van
21 maart 2023 is beslist.
5.5
De kinderrechter verwacht van de GI en de ouders dat zij zich inzetten op het contactherstel met inachtneming van de voornoemde kaders. De kinderrechter is van oordeel dat de regie voor de nadere invulling van de duur en de tijdstippen van de zorgregeling met de moeder in het belang van [minderjarige] tijdelijk bij de GI dient te liggen.
5.6
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
bepaalt - onder wijziging van de in de spoedbeslissing van 4 april 2024 vastgestelde regeling - dat de moeder en [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vanaf heden recht hebben op contact met elkaar volgens de volgende regeling:
- op zaterdag 4 mei 2024;
- van zaterdag 18 mei 2024 tot en met zondag 19 mei 2024 inclusief overnachting;
waarbij de GI in samenspraak met de ouders en [minderjarige] voor de uitvoering van deze zorgregeling de duur en de tijdstippen dient vast te leggen;
- vanaf 31 mei 2024 wordt de zorgregeling hervat zoals bij beschikking van
21 maart 2023 is beslist;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Benjaddi, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Hoetjes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.